top of page
----

Vooraf

Deze informatiepagina behandelt de bodemkwaliteiten en de gewenste samenstelling van het substraat voor de aanleg van groeiplaatsen voor bomen. Het is belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de onderstaande bodemkundige criteria; deze pagina verwijst er herhaaldelijk naar, maar biedt geen gedetailleerde beschrijvingen. Indien u niet bekend bent met deze criteria, wordt geadviseerd eerst de overige informatiepagina’s te raadplegen. Dit kan door op één van de vier onderwerpen in het onderstaande overzicht te klikken.

Elke bodemsoort heeft specifieke eigenschappen en variaties, zoals korrelgrootte bij zand of de samenstelling van klei- en veengronden. De kwaliteit van een bodemtype wordt bepaald door factoren als het aandeel organische stof en het gehalte aan zand. Nederlandse bodems bestaan uit zand, silt, lutum en organische stof; eigenschappen van zand, zoals percentage, korrelgrootte, vorm en uniformiteit, zijn bepalend voor de waterhuishouding. Een gunstige poriënstructuur ondersteunt wortelgroei, zuurstofvoorziening, capillaire werking en drainage, maar niet elke bodemsoort voldoet hieraan. Een groeiplaats voor bomen omvat een intensieve en extensieve wortelzone met verschillende zuurstof- en waterbehoeften. Als boomwortels het grondwater bereiken, kan het benodigde ondergrondse volume worden verkleind zonder dat de drainagecapaciteit vermindert. Voor goede groei is het essentieel dat de ruimte rond de boom toegang biedt tot regenwater en zuurstof,

boomgroeiplaats

Samenvatting van een boomgroeiplaats volgens vier vuistregels. Klik op de nummers 1.0 t/m 4.0 in de afbeelding voor meer informatie. Daarnaast is er een PDF met hogere leeskwaliteit, die automatisch op een andere pagina opent.

Bodemkwaliteit en bodemtypes

De afgebeelde plattegrond is een gedetailleerde kaart van Nederland, afkomstig van Bodemdata. Dit is een website die wordt onderhouden door Wageningen University & Research (WUR) en het Ministerie van Landbouw. De site is openbaar toegankelijk via https://bodemdata.nl/basiskaarten. Op deze website zijn meer dan 200 erkende bodemtypes opgenomen, weergegeven en tot in detail beschreven. De beschrijvingen zijn vaak zeer technisch van aard, waardoor ze voor de gemiddelde Nederlander moeilijk te begrijpen zijn. In essentie is het niet zo moeilijk, hoewel het op internet soms onbedoeld ingewikkeld wordt gemaakt. Hoe dan ook, elk kleurvlak op kaart 1 is een uniek bodemtype en bestaat uit verschillende grondlagen.

Bodemkaart nr.1 biedt uitgebreide gegevens. Op deze pagina presenteren we op een vereenvoudigde manier de vier tot zes belangrijkste bodemtypes die in Nederland voorkomen volgens Bodemkaart nr.2. Met deze informatie krijgt u als mogelijke niet-deskundige een helder inzicht in de Nederlandse bodems

Deze pagina biedt uitgebreide informatie over diverse bodemtypes en is een aanvulling op de pagina over de waterhuishouding van een boom. Het is aan te raden om die pagina eerst te bekijken. De plattegrond toont een gedetailleerde kaart van Nederland, afkomstig van Bodemdata, een site van Wageningen University & Research (WUR) en het Ministerie van Landbouw, toegankelijk via https://bodemdata.nl/basiskaarten. Hier zijn meer dan 200 erkende bodemtypes opgenomen, vaak technisch beschreven, wat het voor de gemiddelde Nederlander moeilijk maakt om te begrijpen. Elk kleurvlak op kaart 1 vertegenwoordigt een uniek bodemtype met verschillende grondlagen. Kaart 1 biedt uitgebreide informatie. Op deze pagina houden we het eenvoudiger en behandelen we de vier tot zes belangrijkste bodemtypes die in Nederland voorkomen volgens Kaart 2. Met deze informatie krijgt u als leek een goed begrip van de Nederlandse bodems

Bodemkaart nr. 1: Detail kaart Bodemdata.nl

Bodemkaart nr. 2: Bodemkaart met 6 bodemtypes.

Deze informatieve pagina biedt gedetailleerde informatie over verschillende bodemtypes en dient als een aanvulling op de pagina over de waterhuishouding van een boom. Het is raadzaam om eerst die pagina door te nemen. De afgebeelde plattegrond is een gedetailleerde kaart van Nederland, afkomstig van Bodemdata. Dit is een website die wordt onderhouden door Wageningen University & Research (WUR) en het Ministerie van Landbouw. De site is openbaar toegankelijk via https://bodemdata.nl/basiskaarten. Op deze website zijn meer dan 200 erkende bodemtypes opgenomen, weergegeven en tot in detail beschreven. De beschrijvingen zijn vaak zeer technisch van aard, waardoor ze voor de gemiddelde Nederlander moeilijk te begrijpen zijn. In essentie is het niet zo moeilijk, hoewel het op internet soms onbedoeld ingewikkeld wordt gemaakt. Hoe dan ook, elk kleurvlak op kaart 1 is een uniek bodemtype en bestaat uit verschillende grondlagen.

Bomen in het bebouwd of stedelijk gebied

Het is belangrijk om te weten dat de bodemstructuren in bebouwde of stedelijke gebieden vaak zijn onderworpen aan intensieve grondbewerking, zoals bij de aanleg van rioleringen en andere infrastructuur. Hierdoor zijn de oorspronkelijke bodemtypes vaak niet meer herkenbaar.

Het ontstaan van onze bodems

Onze bodem, die meestal uit diverse grondlagen bestaat, is ontstaan door miljoenen jaren van slijtage aan stenen en rotsen, veroorzaakt en verspreidt door wind, water en ijs (ook vaak benoemd als erosie). Met andere woorden, het vrijkomende slijtagestof, vormt onze Nederlandse bodems. Dit proces vond voornamelijk plaats tijdens de ijstijden, maar het gebeurt ook vandaag de dag nog steeds. Denk bijvoorbeeld aan Saharazand dat op uw auto terechtkomt. Wetenschappers hebben berekend dat onze bergen over 1.000 jaar gemiddeld 2 à 3 meter lager zullen zijn als gevolg van erosie. Ook bij hedendaagse overstromingen neemt het water soms grote hoeveelheden slib mee.

De 4 belangrijkste elementen en hun afmetingen

Het organische stofgehalte is een element dat u kunt vergelijken met potgrond en wat in variërende hoeveelheden in elke bodem voorkomt (van zeer beperkt tot meer overvloedig, zoals bij veengrond). Naast dit organische stofgehalte, worden hieronder de drie belangrijkste korrelgroottes weergegeven. Deze vier genoemde elementen (incl. het organische stof) bepalen gezamenlijk (voor 95%) de opbouw van onze Nederlandse bodems. De indeling is dus niet veel ingewikkelder dan dit. De termen zand, slib en klei verwijzen naar de afmeting van het slijtagestof (zoals bij zandkorrels).

De vier belangrijkste elementen en hun afmetingen in bodemsamenstelling zijn essentieel voor het begrijpen van de grondstructuur. Het organische stofgehalte is een element dat kan worden vergeleken met potgrond en komt in verschillende hoeveelheden voor in elke bodem (van zeer beperkt tot meer overvloedig, zoals bij veengrond). Naast dit organische stofgehalte worden de drie belangrijkste korrelgroottes hieronder weergegeven. Deze vier elementen (inclusief het organische stof) bepalen gezamenlijk voor 95% de opbouw van Nederlandse bodems. De indeling is dus betrekkelijk eenvoudig. De termen zand, slib en klei verwijzen naar de afmeting van slijtagestof, zoals bij zandkorrels. Deze vier elementen, vergroot tot 25 keer, bepalen voor 90% het bodemtype: zand, silt, klei en organisch materiaal. Figuur nr. 2 toont de vier elementen, vergroot tot 25 keer, die voor 90% het bodemtype bepalen van links naar rechts: zand, silt, klei en organisch materiaal.

Figuur 2: Samenvatting van de vier essentiële elementen die voor 90% het type bodem of de kwaliteit van de groeiplaats van bomen bepalen.

Waar zit de complexiteit? Het is belangrijk duidelijk onderscheid te maken tussen een bodemtype, een samenstelling (die in dit document ook wel aangeduid wordt als grondlaag), en een element. Anders gezegd: een zandgrond (wat een bodemtype is, zie kolom A), een zandlaag of -samenstelling (kolom B), en het woord 'zand' zelf (wat een afmeting of korrelgrootte is, zie kolom C) hebben alle drie een totaal andere betekenis.

Wat maakt bodemkunde dan soms zo ingewikkeld

Bomen en bodetpes. Wat maakt de bodemkunde dan soms zo ingewikkeld? Waar zit de complexiteit? Het is belangrijk duidelijk onderscheid te maken tussen een bodemtype, een samenstelling (die in dit document ook wel aangeduid wordt als grondlaag), en een element. Anders gezegd: een zandgrond (wat een bodemtype is, zie kolom A), een zandlaag of -samenstelling (kolom B), en het woord 'zand' zelf (wat een afmeting of korrelgrootte is, zie kolom C) hebben alle drie een totaal andere betekenis

Figuur 3: De opbouw van een bodemtype.

Omschrijvingen van de 4 belangrijkste bodemelementen in Nederland

Onderstaand gaan we dieper in op de 4 hierboven genoemde elementen. Deze extra informatie is zeker nuttig om eens door te lezen. Daarnaast worden er enkele varianten nader omschreven. Dit geeft voldoende inzicht voor alle informatie die hier verder verstrekt wordt.

Element Zand: 

Op de afbeelding hiernaast ziet u een schematische weergave van een paar gemiddelde zandkorrels, 25 keer vergroot. Een korrelgrootte tussen 0,063 mm en 2 mm wordt aangeduid als "zand". Als u goed kijkt, zijn sommige zandkorrels met het blote oog zichtbaar. Zand was een van de eerste elementen op onze planeet, waarschijnlijk afgezet tijdens een van de vroege ijstijden toen de aarde nog niet leefbaar was. Daardoor bevat het element zand weinig mineralen. Daarnaast begint de bodem in Nederland over het algemeen met een zandlaag aan de basis.

Schematische afb. zandkorrel  (25x vergroot) met het blote oog vaak nog waarneembaar.

Element nr. 1: Schematische afbeelding van zandkorrels (25x vergroot).

Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat: het element zand vaak in grote hoeveelheden voorkomt bij vrijwel elk bodemtype. Bijvoorbeeld, diverse kleigronden bestaan nog steeds voor 90% uit het element zand. Het element zand is dus een van de belangrijkste element voor de ontwikkeling van bomen.

Zand (ver)kleuringen

Zand (ver)kleuringen. Bomen online Zand (ver)kleuringen. Bomen online De kleur van zand wordt bepaald door het gehalte aan kalk en ijzer. IJzermineralen kunnen oxideren, wat kan resulteren in de verandering van wit zand naar lichtbruin. Schematische zandkorrels met een hoog ijzergehalte (25x vergroot)
Zand (ver)kleuringen. Bomen online Zandlagen die door zeewater zijn gevormd, bevatten meestal veel kalk afkomstig van schelpen. Daarnaast kan de hoeveelheid organisch materiaal, vergelijkbaar met potgrond (zie volgende alinea), de kleur en kwaliteit van de zandlaag beïnvloeden Schematische zandkorrels met een hoog kalkgehalte (25x vergroot)

Element nr. 2: Schematische zandkorrels met een hoog ijzergehalte (25x vergroot).

Element nr. 3: Schematische zandkorrels met een hoog kalkgehalte (25x vergroot).

De kleur van zand wordt voornamelijk bepaald door het gehalte aan kalk en ijzer. IJzermineralen kunnen oxideren, wat kan resulteren in de verandering van wit zand naar lichtbruin. Zandlagen die door zeewater zijn gevormd, bevatten doorgaans veel kalk afkomstig van schelpen. Daarnaast kan de hoeveelheid organisch materiaal, zoals bij potgrond (zie volgende alinea), de kleur en kwaliteit van de zandlaag beïnvloeden.Elke boom heeft zijn eigen voorkeuren voor bodemtypen. Het is daarom belangrijk om een boom te kiezen die past bij het bodemtype, in plaats van te spreken over betere of slechtere opties.

Zandfractie en korrelgroottes

Tabel 1: Zand komt in verschillende korrelgroottes voor

Tabel van zandfracties en korrelgroottes. Fijn zand bevat weinig zuurstof, wat niet gunstig is voor bomen en planten. Zand komt in verschillende soorten voor, zoals zilverzand en metselzand. De drainage in een zandlaag hangt af van de poriënruimte tussen de korrels, waarbij de grootte en uniformiteit van de korrels belangrijk zijn. Fijn zand, zoals stuifzand, heeft meestal een laag zuurstofgehalte, wat essentieel is voor de groei van bomen. Bomen gedijen vaak beter in zandige gronden met een grovere grote.  Grondfracties (bij zand korrelgrootte) Lutum (zeer fijne deeltjes) 0 - 2 μm* Silt (fijne deeltjes) 2 - 63 μm* Uiterst fijn zand 0,063 - 0,105 mm Zeer fijn zand 0,105 - 0,150 mm Matig fijn zand 0,150 - 0,210 mm Zand 0,210 - 0,300 mm Matig grofzand 0,300 - 0,420 mm Uiterst grof zand 0,420 - 2,000 mm Grind 2,000 - 63,000 mm Stenen 63,000 - > mm

Op de overzichtskaart van Nederland worden de gebieden weergegeven die zijn ingedeeld in fijn zand, middelgrof zand en grof zand. Deze indelingen zijn vastgesteld op basis van bodemmetingen tot een diepte van ongeveer 350 cm. Omdat bomen vaak niet dieper wortelen dan 75 cm, kan dit soms een vertekend beeld geven. Veel boomsoorten groeien goed in een licht vochthoudende bodemtype met een grovere zandkorrelgrootte.

Op de overzichtskaart van Nederland wordt een indruk gegeven van de gebieden die zijn onderverdeeld in fijn zand, middelgrof zand en grof zand. Deze kwalificaties zijn vastgesteld op basis van bodemmetingen tot een diepte van circa 350 cm, waardoor soms een vertekend beeld kan ontstaan. Veel boomsoorten gedijen vaak goed in een licht vochthoudende bodemtype met een grovere zandkorrelgrootte.
Op de overzichtskaart van Nederland wordt een indruk gegeven van de gebieden die zijn onderverdeeld in fijn zand, middelgrof zand en grof zand. Deze kwalificaties zijn vastgesteld op basis van bodemmetingen tot een diepte van circa 350 cm, waardoor soms een vertekend beeld kan ontstaan. Veel boomsoorten gedijen vaak goed in een licht vochthoudende bodemtype met een grovere zandkorrelgrootte. Op deze afbeelding zijn de kwalificaties te zien.

Bodemkaart nr.3: Zandkorrelgrootte onderverdeeld in fijn zand, middelgrof zand en grof zand.

Tabel 1: Zand komt in verschillende korrelgroottes voor.

Zand is een veelvoorkomend in vrijwel elk bodemtype, maar de zandfractie zelf komt voor in verschillende soorten en maten, zoals zilverzand, metselzand, ophoogzand, speelzand en betonzand. Bomen hebben een voorkeur voor een losse en open bodemstructuur vanwege, wortelruimte, een hoog zuurstofgehalte, correcte capillaire werking, de goede waterbuffering met voldoende drainagecapaciteit wat de kans op bodemverdichting verminderd. Kort samengevat: het element zand, en vooral het soort element zand is heel erg bepalend voor de waterhuishouding van een boom. Deze eigenschappen worden vaak bepaald door de poriënruimte.

Kwaliteit- zandfractie = Poriënvolume

Bij element nr.4 zijn schematische zandkorrels afgebeeld (25 keer vergroot), waarbij de witruimtes op de afbeelding tussen de gele zandkorrels poriën worden genoemd. Het poriënvolume verwijst naar de ruimten die gevuld zijn met lucht of water tussen de vaste gronddeeltjes van de bodem.

Zand is een veelvoorkomend element in vrijwel elk bodemtype en komt voor in verschillende soorten en maten, zoals zilverzand, metselzand, ophoogzand, speelzand en betonzand. Bomen hebben een voorkeur voor een losse en open bodemstructuur vanwege, een hoog zuurstofgehalte, correcte capillaire werking, de goede waterbuffering met voldoende drainagecapaciteit wat de kans op bodemverdichting verminderd Deze eigenschappen worden vaak bepaald door de poriënruimte. Bij element nr.4 zijn schematische zandkorrels afgebeeld (25 keer vergroot), waarbij de witruimtes op de afbeelding tussen de gele zandkorrels poriën worden genoemd. Het poriënvolume verwijst naar de ruimten die gevuld zijn met lucht of water tussen de vaste gronddeeltjes van de bodem.

Element nr. 4: Gemiddeld zandfracties.

Hoe groter de zandkorrel, de grootte van het element zand, hoe meer poriënvolume er ontstaat. In onderstaande tabel wordt duidelijk dat de verschillen tussen fijn en grof zand aanzienlijke effecten hebben op het poriënvolume. Zelfs bij zandgronden met een relatief laag gehalte aan humus en leem kunnen sommige boomsoorten zich nog steeds goed ontwikkelen. Bij zwaardere bodemtypes, zoals leem en kleigrond, speelt de grootte van de zandkorrel eveneens een belangrijke rol in de kwaliteit van het bodemtype.

Hoe groter de zandkorrel, de grootte van het element zand, hoe meer poriënvolume er ontstaat. In onderstaande tabel wordt duidelijk dat de verschillen tussen fijn en grof zand aanzienlijke effecten hebben op het poriënvolume. Zelfs bij zandgronden met een relatief laag gehalte aan humus en leem kunnen sommige boomsoorten zich nog steeds goed ontwikkelen. Bij zwaardere bodemtypes, zoals leem en kleigrond, speelt de grootte van de zandkorrel eveneens een belangrijke rol in de kwaliteit van het bodemtype.

Element nr. 5: Grotere zandfracties.

Een kleine zandkorrelgrootte van het element zand heeft vaak invloed op het poriënvolume, zoals weergegeven in onderstaande tabel. Daarnaast zijn fijnere zandkorrels, in tegenstelling tot de grotere zandkorrels, vaak rond van vorm, wat ook het poriënvolume beïnvloedt. De keuze aan bomen is hierdoor beperkt.

Een kleine zandkorrelafmeting van het element zand heeft vaak een negatieve invloed op het poriënvolume, zoals wederom weergegeven is in onderstaande tabel. Daarnaast zijn fijnere zandkorrels, vaak in tegenstelling tot de grotere zandkorrels, vaak rond van vorm, wat ook het poriënvolume nog meer negatief beïnvloedt. De keuze aan bomen is hierdoor beperkt.

Element nr. 6: Kleinere zandfracties.

Hoekige zandkorrels creëren veel ruimte (poriën) tussen de zandkorrels, wat een gunstig effect heeft op het poriënvolume en daarmee op de waterhuishouding van een boom. Bij de aanplant van bomen in stedelijke, verharde gebieden wordt regelmatig speciaal samengesteld bomenzand gebruikt. Het type zand dat wordt toegepast kan variëren afhankelijk van de verkeersbelasting, maar hoekig zand wordt altijd gebruikt, vaak gecombineerd met 9% organische stof.

Hoekige zandkorrels creëren veel ruimte (poriën) tussen de zandkorrels, wat een gunstig effect heeft op het poriënvolume en daarmee op de waterhuishouding van een boom. Bij de aanplant van bomen in stedelijke, verharde gebieden wordt regelmatig speciaal samengesteld bomenzand gebruikt. Het type zand dat wordt toegepast kan variëren afhankelijk van de verkeersbelasting, maar hoekig zand wordt altijd gebruikt, vaak gecombineerd met 9% organische stof.

Element nr. 7: Hoekige zandfracties, word ook gebruik bij speciaal samengesteld bomenzand.

Ook de uniformiteit van de aanwezige zandfracties in een bodemtype is rechtstreeks gerelateerd aan het poriënvolume. Samengevat, het element zand binnen elk bodemtype is essentieel voor de waterhuishouding van bomen. Het percentage zand, dat doorgaans dominant aanwezig is in alle bodemtypes, speelt samen met de korrelgrootte, de vorm en de uniformiteit van de zandfractie een cruciale rol bij de ontwikkeling van bomen.

De uniformiteit van zandfracties in een bodemtype is rechtstreeks gerelateerd aan het poriënvolume. Samengevat, het element zand binnen elk bodemtype is essentieel voor de waterhuishouding van bomen. Het percentage zand, dat doorgaans dominant aanwezig is in alle bodemtypes, speelt samen met de korrelgrootte, de vorm en de uniformiteit van de zandfractie een cruciale rol bij de ontwikkeling van bomen.

Element nr. 8: Uniformen zandfracties.

Het element zand speelt een cruciale rol in de bodemkwaliteit van bomen, ongeacht het type bodem

Samengevat mede op basis van bovenstaande; bij alle benoemde bodemtypes volgens de onderstaande tabel is het element zand een veel voorkomend element en zeer bepalend voor de bodemkwaliteit die geschikt is voor bomen. 1.)- Het percentage van het element zand, samen met 2.)- de korrelgrootte, 3.)- de vorm en 4.)- de uniformiteit van de aanwezige zandfracties spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van bomen. Wanneer aan de juiste criteria wordt voldaan (de kwaliteit van het element zand volgens de punten 1 t/m 4), ontstaat er een ideale poriënstructuur. Deze optimale poriënstructuur zorgt voor wortelruimte, een hoog zuurstofgehalte, correcte capillaire werking, goede waterbuffering met voldoende drainagecapaciteit, wat de kans op bodemverdichting vermindert. Bovendien is zand stabiel en voorkomt het natuurlijke scheefstand van een boom. Echter, 60% van de bodemtypes voldoen vaak niet aan deze ideale criteria (1 t/m 4).

Bij de bodemtypes volgens deze  tabel is het element zand een veel voorkomend element en het bepaald de  bodemkwaliteit die geschikt is voor bomen. 1.)- Het percentage van het element zand, samen met 2.)- de korrelgrootte, 3.)- de vorm en 4.)- de uniformiteit van de aanwezige zandfractie speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van bomen. Wanneer aan de juiste criteria wordt voldaan (de kwaliteit van het element zand volgens de punten 1 t/m 4), ontstaat er een ideale poriënstructuur. Deze optimale poriënstructuur zorgt voor wortelruimte, een hoog zuurstofgehalte, correcte capillaire werking, goede waterbuffering met voldoende drainagecapaciteit, wat de kans op bodemverdichting vermindert. (Leemloos) grof zand 35- > (Leemloos) zand 25-40% (Leemloos) fijn zand 18-32% Arm leemhoudende Zandgrond 22-35% Leemhoudende Zandgrond 18-31% Sterk leemhoudende zandgrond 23-35% Lössgrond18-30% Leemgrond 19-27% Zavelgrond  15- 20% Lichte kleigrond 12-17% Kleigrond 7-15% Zware kleigrond 4-8%

Tabel 2: Het soort element zand is bepalend voor de bodemkwaliteit die geschikt is voor bomen.

Element: Silt - Leem

Hiernaast zijn schematische slib- of siltdeeltjes op schaal afgebeeld, eveneens 25 keer vergroot. Zoals u kunt zien, zijn deze deeltjes aanzienlijk kleiner dan de gemiddelde zandkorrel. Het woord "silt" is afkomstig uit Engeland, waar het "slib" betekent. Ook de term "verfijnd stof" zou een juiste benaming zijn. Slib- of siltdeeltjes variëren in grootte van 0,002 mm tot 0,063 mm, waarbij een afzonderlijk deeltje niet meer met het blote oog waarneembaar is. Slib of siltdeeltjes hebben geen directe relatie met bomen. Bomen groeien in de grond, maar de aanwezigheid van slib of silt in de bodem kan wel invloed hebben op de groei van bomen.

Element: Silt - Leem. Bomen online. Hiernaast zijn schematische slib- of siltdeeltjes op schaal afgebeeld, eveneens 25 keer vergroot. Deze deeltjes zijn aanzienlijk kleiner dan de gemiddelde zandkorrel. Het woord "silt" komt uit Engeland, waar het "slib" betekent. Ook de term "verfijnd stof" is een juiste benaming. Slib- of siltdeeltjes variëren in grootte van 0,002 mm tot 0,063 mm. Een afzonderlijk deeltje is niet meer met het blote oog waarneembaar. Slib of siltdeeltjes hebben geen directe relatie met bomen. Bomen groeien in de grond, maar de aanwezigheid van slib of silt in de bodem kan wel invloed hebben op de groei van bomen

Element nr. 9: Schematische afmetingen van slibdeeltjes (25x vergroot).

Element: Silt - Leem. Bomen online. Silt, ook wel leem genoemd, is voornamelijk gevormd door water- en winderosie en is grotendeels ontstaan tijdens de latere ijstijden. Tijdens deze perioden was er leven op aarde, wat verklaart waarom silt meer mineralen bevat dan bijvoorbeeld zand. Het transport van deze deeltjes heeft voor het grootste deel (70-80%) door wind plaatsgevonden, waardoor silt als een windafzetting wordt beschouwd. Een bodem met veel siltdeeltjes heeft een lager zuurstofgehalte en laat minder water door dan zand. Deze bodem voelt kleiig aan, hoewel klei niet de juiste benaming is. Slib of siltdeeltjes hebben geen directe relatie met bomen. Hoewel slib of silt de bodemstructuur beïnvloedt, worden bomen voornamelijk beïnvloed door de algehele bodemkwaliteit waarin ze groeien.

Afbeelding 1: Slib- of siltdeeltjes.

Slib, ook wel aangeduid als silt, wordt voornamelijk gevormd door water- en winderosie, grotendeels ontstaan tijdens de latere ijstijden. Tussen deze ijstijden bestond er leven op onze planeet, wat verklaart waarom slibdeeltjes beduidend meer mineralen bevatten dan bijvoorbeeld zand. Het transport van deze deeltjes heeft voor het grootste deel (70-80%) plaatsgevonden door wind. Daarom wordt silt beschouwd als een windafzetting en komt het praktisch in elk bodemtype voor, zij het soms in beperkte mate. Een bodem met veel siltdeeltjes wordt gekwalificeerd als een zwaarder bodemtype, wat zeker een negatief effect kan hebben op de waterhuishouding van een boom, aangezien deze minder water doorlaat dan zand en kleiig aanvoelt, hoewel klei niet de juiste benaming is. Slib- en siltdeeltjes beïnvloeden indirect de groei van bomen door hun aanwezigheid in de bodem.

Element: Lutum – Klei

Klei- of lutumdeeltjes, die wederom weer op schaal zijn afgebeeld (25 keer vergroot), zijn microscopisch klein met een afmeting van minder dan 0,002 mm. De herkomst en het ontstaan van lutum zijn praktisch vergelijkbaar met die van slib- of siltdeeltjes. Het transport van klei- of lutumdeeltjes heeft echter voornamelijk plaatsgevonden door stromend water, vaak veroorzaakt door overstromingen. Zodra het stromende water tot stilstand kwam, konden deze microscopisch kleine deeltjes bezinken. Vanwege hun aanzienlijk kleinere afmetingen dan slib- of siltdeeltjes, is hun doorlatendheid veel geringer. Kleideeltjes beïnvloeden de groei van bomen door de waterhuishouding, voedingsstoffenbeschikbaarheid en bodemstructuur te bepalen. Dit heeft invloed op de wortelgroei en algemene gezondheid van bomen

De klei- of lutumdeeltjes, die op schaal zijn afgebeeld (25 keer vergroot), zijn microscopisch klein met een afmeting van minder dan 0,002 mm. De herkomst en het ontstaan van lutum zijn vergelijkbaar met die van slib- of siltdeeltjes. Het transport van klei- of lutumdeeltjes heeft echter voornamelijk plaatsgevonden door stromend water, vaak veroorzaakt door overstromingen. Zodra het stromende water tot stilstand kwam, konden deze microscopisch kleine deeltjes bezinken. Vanwege hun aanzienlijk kleinere afmetingen dan slib- of siltdeeltjes, is hun doorlatendheid veel geringer. Niet alle bomen gedijen op kleigrond. Kleideeltjes beïnvloeden de waterhuishouding, voedingsstoffen en bodemstructuur, wat de wortelgroei en gezondheid van bomen bepaalt.

Element nr. 10: Schematische afmetingen van klei - of lutumdeeltjes. 25x vergroot).

Een bodemtype met veel klei- of lutumdeeltjes bevat veel mineralen en voedingsstoffen, maar beïnvloedt de waterhuishouding van bomen aanzienlijk. Dit type bodem wordt vaak als zwaar beschouwd, wat invloed heeft op de wortelgroei en algemene gezondheid van bomen. Niet elke boom is geschikt voor kleigrond. Het element komt praktisch alleen voor in het bodemtype kleigrond

Interessant is om te vermelden. Nederland ontstond dankzij vruchtbare kleigronden, gevormd door rivieroverstromingen. Deze gronden maakten het in de middeleeuwen populair, wat bijdroeg aan onze huidige bevolkingsdichtheid.

Element: Organisch stof - Veen

Veen is officieel geen grondsoort omdat het geen vaste (korrel)afmeting heeft; het bestaat uit (half)verteerde plantenresten. Het wordt echter wel als bodemtype beschouwd, daarnaast is veen vergelijkbaar met grof organisch stof en daardoor is het een element. Wanneer veen in aanraking komt met zuurstof, vaak in de bovenlaag van de grond, wordt het door bodemmicro-organismen omgezet in wat bekend staat als veraarde grond. In deze grond zijn plantenresten niet langer herkenbaar en is er sprake van een samengestelde grondlaag met een hoog organisch stofgehalte. In tegenstelling tot veen is organische stof goed verteerd.

 

Op zandgronden gedijen bomen meestal goed bij een hoog gehalte aan organische stof in de bodem. Wanneer dit gehalte echter boven de 16% stijgt, wordt zuurstof uit de bodem onttrokken. Tijdens de afbraak van organische stof worden zowel zuurstof als stikstof uit de bodem gehaald, wat vaak negatieve gevolgen heeft voor bomen.

6 Schematische afmetingen van organisch materiaal (25x vergroot) in diverse percentages. Veen wordt niet officieel als grondsoort geclassificeerd omdat het geen korrelstructuur heeft; het bestaat uit halfverteerde plantenresten. Desondanks wordt veen als bodemtype beschouwd en is vergelijkbaar met grof organisch materiaal, waardoor het een belangrijk element vormt. Wanneer veen met zuurstof in contact komt, vaak aan de oppervlakte, wordt het door bodemmicro-organismen omgezet in veraarde grond. In deze grond zijn plantenresten niet langer herkenbaar en is er sprake van een samengestelde grondlaag met een hoog organisch stofgehalte. In tegenstelling tot veen is organische stof goed verteerd. Bomen hebben doorgaans baat bij een hoog organisch stofgehalte, maar wanneer dit gehalte boven 16% stijgt, onttrekt het zuurstof aan de bodem zelf. Tijdens het verteringsproces van organische stof wordt zuurstof (en stikstof) uit de bodem gehaald, wat vaak nadelige gevolgen heeft voor bomen.
Schematische afb. (25x vergroot) van een humusarme bodem. Org. Stofgehalte < 2,50%
Schematische afb. (25x vergroot) van een matig humeuze bodem. Org. Stofgehalte 2,50 - 5,00%
Schematische afb. (25x vergroot) van een humusrijke bodem. Org. Stofgehalte 8,00 - 15,00%
Schematische afb. (25x vergroot) van een humeuze bodem. Org. Stofgehalte 5,00 - 8,00%
Schematische afb. (25x vergroot) van een venige bodem. Org. Stofgehalte > 15,00%
Schematische afb. (25x vergroot) van een veengrond. Org. Stofgehalte < 35,00%

Element nr. 11 t/m 16: Schematische afmetingen (25x vergroot) van organisch stof in div. percentages.

Tabel classificaties in % Organisch stof

Organisch materiaal is een essentieel onderdeel van vrijwel elke bodemsoort, vaak geconcentreerd in de bovenste lagen. Dit materiaal heeft een significante invloed op de eigenschappen van alle bodemtypes en is noodzakelijk voor een gezonde bodemstructuur. De elementen 11 tot en met 16 in de afbeelding bevatten organische stof, elk met verschillende percentageverhoudingen.

Tabel: namen en classificaties in % Organisch materiaal komt veel voor in bijna elk bodemtype, vaak in de bovenste grondlagen, en heeft invloed op een grondlaag en het bodemtype als geheel. De afgebeelde elementen 7 t/m 10 bevatten allemaal organische stof, elk in een verschillende percentageverhouding. Bomen profiteren meestal van een hoog gehalte aan organische stof in de bodem. Wanneer het gehalte aan organische stof echter boven de 16% komt, kan zuurstof uit de bodem onttrokken worden. Tijdens het verteringsproces van organische stof wordt zuurstof en stikstof uit de bodem gebruikt, wat mogelijk een negatieve invloed heeft op bomen

Tabel 3: Namen en classificaties van Organisch stof in %.

Organische stof versus zandgrond

Voor het bodemtype zandgrond, dat van nature weinig tot geen mineralen bevat en waar de grondwaterstand vaak onbereikbaar is voor boomwortels, is de hoeveelheid organische stof bijzonder bepalend. Deze factor heeft een sterke invloed op de waterhuishouding, met name op de waterbufferingscapaciteit van de bodem, wat weer van invloed is op de ontwikkeling van bomen. De aangegeven gebieden op diverse kaarten zijn slechts een globale indicatie; Verschillende bodemtypes, elk met een andere kwaliteitsclassificatie, kunnen zich binnen een relatief klein gebied bevinden (binnen een straal van enkele kilometers).

Zandgrond kaart 2 toont de gebieden waar voornamelijk humusarme zandgronden aanwezig zijn. Bomen online

Zandgrond kaart 2

Zandgrond kaart 3 geeft de locaties weer met matig humeuze zandgronden. Bomen online

Zandgrond kaart 3

Zandgrond kaart 4 geeft een overzicht van de gebieden in Nederland met humeuze zandgronden. Bomen online

Zandgrond kaart 4

Zandgrond kaart 5 toont de gebieden met humusrijke, veenachtige gronden. Bomen online

Zandgrond kaart 5

Zandgrond kaart 1 biedt een overzicht van het bodemtype zand in heel Nederland. Bomen online. Het gehalte aan organische stof is van cruciaal belang voor elk bodemtype. Voor zandgronden, die van nature weinig tot geen mineralen bevatten en waar de grondwaterstand doorgaans onbereikbaar is voor boomwortels, is de hoeveelheid organische stof echter bijzonder bepalend. Deze factor beïnvloedt sterk de waterhuishouding en in het bijzonder de waterbufferingscapaciteit van de bodem

Zandgrond kaart 1

  • Zandgrondkaart 1 biedt een overzicht van het bodemtype zand in heel Nederland.

  • Zandgrondkaart 2 toont de gebieden waar voornamelijk humorloze en humusarme zandgronden voorkomen.

  • Zandgrondkaart 3 visualiseert de gebieden met matig humeuze zandgronden.

  • Zandgrondkaart 4 geeft inzicht in de gebieden in Nederland met humeuze zandgronden.

  • Zandgrondkaart 5 presenteert de gebieden met humusrijke veenachtige zandgronden.

Organische stof versus zwaardere bodemtypes

Organische stof speelt ook een cruciale rol bij de zwaardere bodemtypes, zoals leem- en kleigronden. Hoewel het voor zandgronden voornamelijk belangrijk is om vocht vast te houden, draagt organische stof in zwaardere bodemtypes bij aan de verbetering van de bodemstructuur, de bewerkbaarheid en de wortelgroei voor bomen. Daarnaast heeft organische stof een aanzienlijke invloed op het bodemleven en is dus onmisbaar voor elk bodemtypen. Voor zandgronden wordt humusrijke samenstelling nagestreefd met een percentage van 9 tot 12% organische stof, terwijl het streefpercentage voor zwaardere bodemtypes ongeveer 3% is  (tussen humus arm en matig humeus) en voor zwaardere bodemtypes circa 4%. Een nog hoger percentage kan leiden tot vocht en drainage problemen.

Element: Löss (variant van silt)

Een lössdeeltje is een typische windafzetting, voornamelijk bestaande uit kwartsgesteente afkomstig van de Noordzeebodem, die droog lag tijdens de laatste ijstijd. Wanneer er uitsluitend sprake is van een windafzetting, is de korrelgrootte doorgaans redelijk uniform. Lössgrond heeft daardoor een korrelgrootte van ongeveer 0,020 mm tot 0,040 mm. Met andere woorden, löss lijkt erg op silt, maar de samenstelling heeft veel ruimte tussen de korrels, vergelijkbaar met zand. Dit zorgt voor een goede waterdoorlatendheid, een eigenschap die de meeste bomen erg prettig vinden, een eigenschap die silt- en lutumdeeltjes niet hebben. Löss valt qua classificatie en afmeting onder dezelfde noemer als silt en moet daarom worden gezien als een variant, net zoals grof en fijn zand varianten zijn van het element zand

Een lössdeeltje lijkt op silt, maar is uniform van grootte en heeft goede waterdoorlatendheid.

Element nr. 17: Schematische afbeelding van het Bodemkundige element löss- (25x vergroot).

Een Löss samenstelling

Tijdens de door wind gevormde afzetting zijn er ook veel kleine plantenresten en mineralen afgezet. Hierdoor is lössgrond niet alleen goed doorlatend, maar bevat het ook een hoog mineraal- en humusgehalte (organische stof). Dit maakt het een zeer geschikte en vruchtbare bodem voor agrariërs. Let op; de hiernaast afgebeelde samenstelling is geen enkelvoudig element meer, maar een combinatie van het element löss en het element organische stof.

Schematische weergave van een lösssgrond (25x vergroot) Tijdens de door wind gevormde afzetting zijn er ook veel kleine plantenresten en mineralen afgezet. Hierdoor is lössgrond niet alleen goed doorlatend, maar bevat het ook een hoog mineraal- en humusgehalte (organische stof). Dit maakt het een zeer geschikte en vruchtbare bodem voor agrariërs. De hiernaast afgebeelde samenstelling is geen enkelvoudig element meer, maar een combinatie van het element löss en het element organische stof.

Samenstelling nr.1: Schematische afmetingen van een lösss samenstelling (25x vergroot).

Overige bodemelementen kunnen ook van invloed zijn

Naast grondwater zijn er verschillende andere elementen zoals ijzer- en kalkmineralen die, samen met diverse chemische reacties, aanzienlijke verschillen kunnen veroorzaken tussen verschillende grondlagen. Deze variaties zijn technisch van aard, wat de huidige reden is om dit voorlopig te laten rusten. Houd er rekening mee dat dit soms veel invloed kan hebben op de groei en ontwikkeling van bomen. Voor meer informatie kunt u de website van Bodemdata raadplegen: https://bodemdata.nl.

Maak de juiste boomkeuze. In hoofdlijnen heeft Nederland vier bodemtypen volgens de grote plattegrond: zandgrond, kleigrond, leemgrond en veengronden. Nederland bezit een beperkt aantal veengronden vanwege de aanwezigheid van veengebieden (zie kleine plattegrond). Deze veengebieden zijn vaak gecombineerd met zand- of kleideeltjes of zand- of kleilagen, aangegeven op de kleine kaart als venige-klei of venig-zand. Het is van belang om zorgvuldig een boomsoort te kiezen die past bij het specifieke bodemtype. Het aanpassen van het bodemtype aan de gekozen boom kan vaak kostbaar zijn en niet altijd het gewenste resultaat opleveren.

In hoofdlijnen is er in Nederland maar sprake van 4 bodemtypes volgens de grote plattegrond: zandgrond, kleigrond en leemgrond (lössgrond, wordt omdat het dezelfde fractiegrote heeft ingedeeld bij leemgrond). Daarnaast bezit Nederland een beperkt aantal veengronden, want in hoofdzaak is er meer sprake van veengebieden (zie kleine plattegrond). Deze veengebieden zijn dan gecombineerd met zand- of kleideeltjes of gecombineerd met zand- of kleilagen, op de kleine bodemkaart aangegeven als venige-klei of als venig-zand. Het is belangrijk om de juiste boom te kiezen en het soort boom af te stemmen op het bodemtype. Het aanpassen van het bodemtype aan de boom kan vaak duur zijn en levert niet altijd het gewenste boom resultaat op.

Bodemkaart nr.4: De gebieden waar  veengronden en veengebieden voorkomen.

In Nederland zijn er feitelijk maar vier bodemtypes

Maak de juiste boom keuze. In hoofdlijnen is er in Nederland maar sprake van 4 bodemtypes volgens de grote plattegrond: zandgrond, kleigrond en leemgrond (lössgrond, wordt omdat het dezelfde fractiegrote heeft ingedeeld bij leemgrond). Daarnaast bezit Nederland een beperkt aantal veengronden, want in hoofdzaak is er meer sprake van veengebieden (zie kleine plattegrond). Deze veengebieden zijn dan gecombineerd met zand- of kleideeltjes of gecombineerd met zand- of kleilagen Het aanpassen van het bodemtype aan de boom kan vaak duur zijn en levert niet altijd het gewenste boom resultaat op.

Bodemkaart nr.5: De 3 (4) belangrijkste bodemtypes in Nederland.

Het vaststellen van een bodemtype

Om een juiste bomen keuze te maken, is het dus van belang dat u weet wat voor type grond u heeft. Hieronder de bodemdriehoek waarmee u ook zelf kan bepalen in welke categorie uw eigen tuingrond zou vallen. Op Afbeelding 3 ziet u een bodemtest die u zelf prima zou kunnen uitvoeren. Neem een jampot en vul deze met 20 tot 25% grond. Vul vervolgens de pot tot 80% met kraanwater. Schud het geheel enkele minuten goed door elkaar en zet de jampot daarna 12 uur weg. De zwaardere deeltjes, zoals zand, zullen als eerste bezinken, gevolgd door de siltdeeltjes en als laatste zullen de kleideeltjes bezinken. Na 12 uur kunt u vrij nauwkeurig de samenstelling van uw eigen grond bepalen. Doorgaans blijven de organische delen in het water zweven. Met andere woorden bepaal eerst uw bodemtype en maak daarna een weloverwogen bomen keuze.

De Bodemdriehoek is bedoeld om een geschikte bomenkeuze te maken, is het belangrijk om eerst het type grond vast te stellen. Met behulp van de bodemdriehoek kan worden bepaald in welke categorie de tuingrond valt. Op basis van deze informatie kan worden vastgesteld welke bomen geschikt zijn

Figuur 3: De Bodemdriehoek versus bomen.

Om een weloverwogen keuze van bomen te maken, is het essentieel dat u kennis heeft van het type grond waarop deze zullen worden geplant. Op deze Afbeelding ziet u een bodemtest die u zelf prima zou kunnen uitvoeren. Neem een jampot en vul deze met 20 tot 25% grond. Vul vervolgens de pot tot 80% met kraanwater. Schud het geheel enkele minuten goed door elkaar en zet de jampot daarna 12 uur weg. De zwaardere deeltjes, zoals zand, zullen als eerste bezinken, gevolgd door de siltdeeltjes en als laatste zullen de kleideeltjes bezinken. Na 12 uur kunt u vrij nauwkeurig de samenstelling van uw eigen grond bepalen. Doorgaans blijven de organische delen in het water zweven. Met andere woorden, maak een zorgvuldig overwogen keuze bij het selecteren van bomen.

Afbeelding 2: Bodemtest versus bomen.

Veel bomen groeien goed op zandgrond, waarbij verschillende factoren een rol kunnen spelen. Deze criteria beïnvloeden in grote maten de waterhuishouding en waterbufferingsmogelijkheden van een boom. Een bodem wordt als zandgrond geclassificeerd wanneer de bovenste 60 tot 80 cm voornamelijk uit zandlagen bestaat met een klei- of lutumgehalte lager dan 8%. (Volgens Samenstelling nr. 2) Daarnaast wordt zandgrond ook gedefinieerd wanneer het slib- of siltgehalte niet hoger is dan 50%.  (Volgens Samenstelling nr. 3).

Wanneer is er dan sprake van het bodemtype zandgrond?

Circa 35% van Nederland bestaat uit diverse zandgronden.
Een bodem met minder dan 50% slib- of siltgehalte wordt als zandgrond beschouwd. Veel bomen gedijen goed op zandgronden die niet een al te laag gehalte aan voedingsstoffen hebben, maar er zijn verschillende factoren die ook van invloed kunnen zijn. De korrelgrootte (zandfractie), grondwaterstanden en de hoeveelheid organische stof spelen hierbij een belangrijke rol.
Een bodem met minder dan 8% klei of lutum wordt als zandgrond beschouwd. De korrelgrootte (zandfractie), de hoeveelheid organische stof, en de aanwezigheid van slib- of siltgehalte en klei- of lutumgehalte spelen allemaal een rol. Deze criteria beïnvloeden de waterhuishouding en waterbufferingsmogelijkheden van een boom.

Samenstelling nr.3: Een bodem met minder dan 50% slib- of siltgehalte wordt als zandgrond beschouwd.

Samenstelling nr.2: Een bodem met minder dan 8% klei of lutum wordt als zandgrond beschouwd.

Bodemkaart nr. 6: De gebieden waar hoofdzakelijk het bodemtype zandgrond voorkomt.

De kwaliteit van het bodemtype zandgrond

Veel boomsoorten gedijen goed op zandgrond. In tegenstelling tot leem- en kleigrond is de kwaliteit van zandgrond, met betrekking tot de waterhuishouding die essentieel is voor bomen, echter veel afhankelijker van externe factoren. Zandgrond, waarin het element zand zeer dominant aanwezig is, bevat van nature weinig mineralen (is ook minder vruchtbaar), heeft doorgaans een goed drainerend vermogen, maar droogt veel sneller uit dan andere bodemtypes. De kwaliteit van zandgrond wordt dus voornamelijk bepaald door:

  • Het soort zand. Ook hier geldt weer, wat overigens essentieel is voor alle bodemtypes. Wat zijn de afmetingen (de korrelgrootte), de vormen en wat is de uniformiteit van de aanwezige zandelementen.

  • Daarnaast, kan er sprake van leemloze of leemarmer grond, of juist van een sterk leemhoudende zandgrond? Dit aspect zal later in meer detail worden toegelicht.

  • Een derde factor betreft het humusgehalte, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen humusloze, humusarme en humusrijke zandgrond.

  • Een ander belangrijk punt is de bereikbaarheid van het grondwater voor boomwortels. Kan het grondwater door de boomwortels bereikt worden, of niet?

Zandgronden zijn weer op te delen in:

Omschrijving

​

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Bodemkaart met gebieden die leemloze zandgrond bevatten. Het slibgehalte is minder dan 8%, waardoor deze grond niet geschikt is voor akkerbouw, De duingebieden en zandverstuivingen worden ook aangeduid als vaaggronden. Er is een beperkte groep bomen die hier toch weet te overleven. Bomen online

Leemlose zandgrond Duingebieden en zandverstuivingen (vaaggrond)

Samenstelling nr. 4: Schematische afbeelding (25x vergroot) van leemarme zandgrond. Slitgehalte onder de 8%.  

Bodemkaart nr. 7: Gebieden met Leemlose zandgrond. Slitgehalte onder de 8%.

Omschrijving

​

Niet echt geschikt voor akkerbouw. Duingebieden zandverstuivingen, ook wel benoemd als vaaggronden. Er is een beperkte groep bomen die hier toch weet te overleven.

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Schematische afb. (25x vergroot) van leemarme zandgrond. Het slibgehalte is minder dan 8%, waardoor deze grond niet geschikt is voor akkerbouw. De duingebieden en zandverstuivingen worden ook aangeduid als vaaggronden. Er is een beperkte groep bomen die hier toch weet te overleven. Bomen online
Bodemkaart met gebieden die zwak lemige zandgrond bevatten. Het slibgehalte ligt tussen de 8-15%. Dit type grond is doorgaans minder geschikt voor de groei van bomen, afhankelijk van het organisch stofgehalte en de grondwaterstand. Bomen online.

Leemarme zandgrond

Samenstelling nr. 5: Schematische afbeelding (25x vergroot) van leemarme zandgrond. Slitgehalte tussen de 8-15%.

Bodemkaart nr. 8: Gebieden met zwak lemige zandgrond. Slitgehalte tussen de 8-15%.

Omschrijving

​

Doorgaans minder groeizaam voor bomen, wel sterk  afhankelijk van het organisch stofgehalte en een grondwaterstand.

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Schematische afb. (25x vergroot) van Zwak lemige zandgrond Slitgehalte tussen de 8-15%, Dit type grond is doorgaans minder geschikt voor de groei van bomen, afhankelijk van het organisch stofgehalte en de grondwaterstand. Bomen online
Deze kaart van Nederland toont gebieden met zandgrond, die een gemiddeld leemgehalte bevat. Het siltgehalte ligt tussen de 15-30%. Over het algemeen is deze bodem geschikt voor verschillende boomsoorten, afhankelijk van factoren zoals de kwaliteit van de zandfractie, het organische stofgehalte en de grondwaterstand. Bomen online.

Lemige zandgrond

Samenstelling nr. 6: Schematische afbeelding (25x vergroot) van normaal leemhoudende zandgrond. Slitgehalte tussen de 15-30%.

Bodemkaart nr. 9: Gebieden met lemige zandgrond. Slitgehalte tussen de 15-30%.

Omschrijving

 

In het algemeen is deze bodem geschikt voor diverse boomsoorten, hoewel dit mede afhangt van factoren zoals de kwaliteit van de aanwezige zandfractie, het organische stofgehalte en de grondwaterstand.

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Schematische afb. (25x vergroot) van normaal leemhoudende zandgrond Slitgehalte tussen de 15-30% Over het algemeen is deze bodem geschikt voor verschillende boomsoorten, afhankelijk van factoren zoals de kwaliteit van de zandfractie, het organische stofgehalte en de grondwaterstand. Bomen online
Deze kaart van Nederland toont gebieden aan met sterk leemhoudende zandgronden bevatten, Slitgehalte tussen de 30-50%  De vruchtbaarheid van de bodem is doorgaans hoog voor bomen, afhankelijk van het gehalte aan organisch materiaal, de grondwaterstand en met name de grootte van de zandfractie. Bij een fijne zandfractie bestaat er echter een risico op bodemverdichting. Bomen online.

Sterk leemhoudende zandgrond

Samenstelling nr. 7: Schematische afbeelding (25x vergroot ) van sterk lemige zandgrond.  Slitgehalte tussen de 30-50%.

Bodemkaart nr. 10: Gebieden Sterk lemige zandgrond. Slitgehalte tussen de 30-50%.

Omschrijving

​

De vruchtbaarheid van de bodem is doorgaans hoog voor bomen, afhankelijk van het gehalte aan organisch materiaal, de grondwaterstand en met name de grootte van de zandfractie. Bij een fijne zandfractie bestaat er echter een risico op bodemverdichting.

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Schematische afb. (25x vergroot) van Sterk lemige zandgrond.  Slitgehalte tussen de 30-50% De vruchtbaarheid van de bodem is doorgaans hoog voor bomen, afhankelijk van het gehalte aan organisch materiaal, de grondwaterstand en met name de grootte van de zandfractie. Bij een fijne zandfractie bestaat er echter een risico op bodemverdichting. Bomen online.

leemhoudende zandgronden voor, maar die worden nog steeds als zandgrond geclassificeerd. Leemgrond is gunstig voor de groei van bomen, maar de optimale omstandigheden variëren per boomsoort en de kwaliteit van de grond. Het houdt vocht vast en laat water goed door, maar een teveel kan wateroverlast veroorzaken, terwijl een tekort leidt tot een droge bodem. Leemgrond is geschikt voor de groei van sommige bomen, maar de optimale omstandigheden zijn afhankelijk van de specifieke boomsoort en de kwaliteit van de leemgrond. Leemgrond houdt vocht vast en laat water goed door, wat gunstig is voor veel bomen. Echter, een te hoog gehalte aan leem kan leiden tot wateroverlast, terwijl een tekort aan leem kan resulteren in een te droge bodem.

Wanneer is er dan sprake van het bodemtype leemgrond?

Leemgrond wordt gekenmerkt door een slib- of siltgehalte van meer dan 50%. In Nederland komt leemgrond echter niet veel voor. In verschillende zandgebieden (zie bodemkaart nr. 3) zijn er wel zandgronden die soms veel leem bevatten, maar die worden nog als zandgrond geclassificeerd. Leemgrond is gunstig voor de groei van bomen, maar de optimale omstandigheden verschillen per boomsoort en afhankelijk van de kwaliteit van de grond. Het houdt vocht vast en laat water goed door, wat bevorderlijk is voor boomgroei. Een teveel aan leem kan echter wateroverlast veroorzaken, terwijl een tekort tot een droge bodem kan leiden.
Leemgrond wordt gekenmerkt door een slib- of siltgehalte dat hoger is dan 50%. In Nederland zijn leemgronden relatief zeldzaam. In veel zandgebieden (zie bodemkaart nr. 3) komen echter vaak leemhoudende zandgronden voor, die ondanks hun leemgehalte nog steeds als zandgrond worden geclassificeerd. Leemgrond kan gunstige omstandigheden bieden voor de groei van bomen, maar de optimale omstandigheden verschillen per boomsoort en de kwaliteit van de grond. Hoewel leemgrond vocht vasthoudt, kan het water soms beperkt doorlaten, wat in geval van een teveel aan water tot wateroverlast kan leiden. Dit is niet ideaal voor alle boomsoorten. De optimale omstandigheden hangen af van de specifieke boomsoort en de kwaliteit van de leemgrond.

Bodemkaart nr. 11: De gebieden waar leemgrond voorkomt. (Volgens Samenstelling nr. 8)

Samenstelling nr.8: Er is sprake van leemgrond wanneer het slib- of siltgehalte hoger is dan 50%.

Bodemkaart 10: Nederland bezit veel sterk leemhoudende zandgronden, maar deze wordt er nog steeds gekwalificeerd als zandgrond.

leem en leemgrond mogen zeker niet met elkaar worden vergeleken. Leem is een samengestelde grond of grondlaag met de volgende definitie: Leem is een mengsel van klei, slib en zand, met relatief veel slib- of siltdeeltjes. Het begrip "relatief veel" is ruim en wordt niet in percentages gekwalificeerd. Daarentegen is leemgrond een bodemtype dat wel duidelijk gedefinieerd is, waarbij het slib- of siltgehalte hoger moet zijn dan 50%. Verwarrend is, in sommige delen van ons land, maar vooral bij onze Belgische zuiderburen, silt ook wel als leem wordt aangeduid. Samenvattend: •	Slib of silt verwijst naar een afmeting, een fractiegrootte (bij zand wordt gesproken van korrelgrootte). •	Leem is een samenstelling die vaak een grondlaag vormt en bestaat uit klei, slib en zand, met een relatief hoog gehalte aan slib- of siltdeeltjes. •	Leemgrond is een bodemtype dat vaak uit diverse lagen bestaat, waarbij de bovenste 60 cm ten minste voor meer dan de helft bestaat uit slib- of siltdeeltjes.

Bij leem en leemgrond is er nog meer verwarring dan bij zand en zandgrond; leem en leemgrond mogen zeker niet met elkaar worden vergeleken. Leem is een samengestelde grond of grondlaag met de volgende definitie: Leem is een mengsel van klei, slib en zand, met relatief veel slib- of siltdeeltjes. Het begrip "relatief veel" is ruim en wordt niet in percentages gekwalificeerd. Daarentegen is leemgrond een bodemtype dat wel duidelijk gedefinieerd is, waarbij het slib- of siltgehalte hoger moet zijn dan 50%.Om nog meer verwarring te voorkomen, is het belangrijk op te merken dat in sommige delen van ons land, maar vooral bij onze Belgische zuiderburen, silt ook wel als leem wordt aangeduid. Voor alle duidelijkheid zetten we alles nog eens op een rijtje:

  • Slib of silt verwijst naar een afmeting, een fractiegrootte (bij zand wordt gesproken van korrelgrootte).

  • Leem is een samenstelling die vaak een grondlaag vormt en bestaat uit klei, slib en zand, met een relatief hoog gehalte aan slib- of siltdeeltjes.

  • Leemgrond is een bodemtype dat vaak uit diverse lagen bestaat, waarbij de bovenste 60 cm ten minste voor meer dan de helft bestaat uit slib- of siltdeeltjes.

Dit is een schematische weergave van een lössgrond (25x vergroot). Deze afdeling bestaat uit het element löss en organische stof. Löss is vergelijkbaar met silt, maar de samenstelling heeft veel ruimte tussen de korrels, wat lijkt op zand. Dit zorgt voor een goede waterdoorlatendheid, een eigenschap die gunstig is voor veel bomen, terwijl silt- en kleideeltjes deze eigenschap niet hebben. Löss valt qua classificatie en grootte onder dezelfde categorie als silt en kan daarom worden beschouwd als een variant, net zoals grof en fijn zand varianten zijn van zand.
Een variant van het bodemtype leemgrond is lössgrond. De slibdeeltjes van lössgrond zijn typische windafzettingen, voornamelijk bestaande uit kwartsgesteente afkomstig van de Noordzeebodem, die droog lag tijdens de laatste ijstijd. Wanneer er uitsluitend sprake is van windafzetting, is de korrelgrootte doorgaans redelijk uniform. Hierdoor is lössgrond niet alleen goed doorlatend, maar bevat het ook een hoog mineraal- en humusgehalte (organische stof). Dit maakt het een zeer geschikte en vruchtbare bodem.

lössgrond is een variant van leemgrond

Samenstelling nr.1: Schematische afmetingen van een lösss samenstelling (25x vergroot).

Bodemkaart nr. 12: Lössgrond erg vruchtbaar voor veel bomen.

Een variant van het bodemtype leemgrond is lössgrond. De slibdeeltjes van lössgrond zijn typische windafzettingen, voornamelijk bestaande uit kwartsgesteente afkomstig van de Noordzeebodem, die droog lag tijdens de laatste ijstijd. Wanneer er uitsluitend sprake is van windafzetting, is de korrelgrootte doorgaans redelijk uniform. Hierdoor is lössgrond niet alleen goed doorlatend, maar bevat het ook een hoog mineraal- en humusgehalte (organische stof). Dit maakt het een zeer geschikte en vruchtbare bodem.  

Löss lijkt sterk op silt, maar de samenstelling heeft veel ruimte tussen de korrels, vergelijkbaar met zand. Dit zorgt voor een goede waterdoorlatendheid, een eigenschap die gunstig is voor de meeste bomen, terwijl silt- en lutumdeeltjes deze eigenschap niet hebben. Löss valt qua classificatie en afmeting onder dezelfde categorie als silt en moet daarom worden gezien als een variant, net zoals grof en fijn zand varianten zijn van het element zand.

Niet alle bomen zijn geschikt voor kleigronden. Een grond wordt als kleigrond geclassificeerd wanneer deze meer dan 8% lutum- of kleideeltjes bevat. Samenstelling nr. 9 wordt beschouwd als een zeer lichte klei, die bodemkundig gezien tot zavelgronden behoort, terwijl Samenstelling nr. 10 wordt gekwalificeerd als zware klei (met een lutum- of kleigehalte van meer dan 55%). Ook kleigronden worden verder ingedeeld in verschillende categorieën. Omdat silt voornamelijk door wind is afgezet, bevatten alle kleigronden in 70% van de gevallen een klein percentage siltdeeltjes. Soms kan er zelfs sprake zijn van siltige kleigronden. 

Wanneer is er dan sprake van het bodemtype Kleigrond?

Niet alle bomen zijn geschikt voor kleigronden Een grond wordt als kleigrond geclassificeerd wanneer deze meer dan 8% lutum- of kleideeltjes bevat. Ook kleigronden worden verder ingedeeld in verschillende categorieën. Omdat silt voornamelijk door wind is afgezet, bevatten alle kleigronden in 70% van de gevallen een klein percentage siltdeeltjes. Soms kan er zelfs sprake zijn van siltige kleigronden. Om het eenvoudig te houden is het voldoende om te weten dat we spreken van kleigrond zodra het lutum- of kleigehalte hoger is dan 8%. Lang niet alle bomen houden van klein gronden. Klei- of lutumdeeltjes hebben een directe invloed op de groei van bomen. Ze beïnvloeden in grote mate de waterhuishouding, en dichtheid de structuur van de bodem, wat op zijn beurt de wortelgroei en algemene gezondheid van bomen bepaald.
Er is sprake van een kleigrond zodra het lutum- of kleigehalte hoger is dan 8%. Lang niet alle bomen houden van klein gronden. Klei- of lutumdeeltjes hebben een directe invloed op de groei van bomen. Ze beïnvloeden in grote mate de waterhuishouding, en dichtheid de structuur van de bodem, wat op zijn beurt de wortelgroei en algemene gezondheid van bomen bepaal. Zavelgrond, ook wel benoemd als lichtere kleigrond is daar vaak wel een uitzondering op.
Niet alle boomsoorten zijn geschikt voor zwaardere kleigronden. Kleideeltjes hebben een aanzienlijke invloed op de groei van bomen, aangezien zij de waterhuishouding, de beschikbaarheid van voedingsstoffen en de bodemstructuur beïnvloeden. Deze factoren spelen een cruciale rol bij de wortelontwikkeling en de algehele gezondheid van de bomen. Bij het selecteren van bomen voor zwaardere kleigronden is het essentieel om ook rekening te houden met de vochtigheid en de grondwaterstanden.

Samenstelling nr.9: In bodemkundige termen wordt lichte klei ingedeeld en benoemd als zavelgrond (8% -25%).

Samenstelling nr.10: Een grond wordt als zware klei beschouwd als het lutum- of kleigehalte meer dan 55% bedraagt.

Ned. Bodemkaart 13: De gebieden waar hoofdzakelijk kleigrond voorkomt.

Om het eenvoudig te houden is het voldoende om te weten dat we spreken van kleigrond zodra het lutum- of kleigehalte hoger is dan 8%. Lang niet alle bomen houden van klein gronden. Klei- of lutumdeeltjes hebben een directe invloed op de groei van bomen. Ze beïnvloeden in grote mate de waterhuishouding, en dichtheid de structuur van de bodem, wat op zijn beurt de wortelgroei en algemene gezondheid van bomen bepaal.  Zavelgrond, ook wel benoemd als lichtere kleigrond is daar vaak wel een uitzondering op.   Bij het selecteren van bomen voor zwaardere kleigronden is het essentieel om ook rekening te houden met de vochtigheid en de grondwaterstanden.

Oude zeeklei en jonge zeeklei zijn termen die de kleilagen in Nederland beschrijven die door de zee zijn afgezet. Oude zeeklei, gevormd tussen 8000-4000 jaar geleden, ligt dieper en heeft een blauwgrijze kleur en een vettere structuur. Jonge zeeklei, ontstaan tussen 1000 v.Chr. en de Middeleeuwen, is grover en bevat meer schelpen. Oude zeeklei komt vooral voor in laaggelegen gebieden van West- en Noord-Nederland, terwijl jonge zeeklei voornamelijk te vinden is in Zeeland, Noord-Holland, Friesland en Groningen.  Rivierklei ontstond ongeveer 1000 jaar na Christus in rivieromgevingen. Het heeft vaak een bruine of grijze kleur, maar kan ook een oranje tint aannemen bij aanwezigheid van ijzer. Rivierklei is doorgaans wat grover van structuur dan zeeklei. Alle kleibodemtypes zijn zeer vruchtbaar. De zwaardere kleigronden zijn echter minder makkelijk te bewerken en kunnen soms dusdanig zwaar zijn dat zij ongeschikt zijn voor akkerbouw. Deze gronden zijn voornamelijk geschikt voor grasland.

Rivier- Jonge-  en oude- zeeklei

Oude zeeklei en jonge zeeklei zijn termen die de kleilagen in Nederland beschrijven die door de zee zijn afgezet. Oude zeeklei, gevormd tussen 8000-4000 jaar geleden, ligt dieper en heeft een blauwgrijze kleur en een vettere structuur. Jonge zeeklei, ontstaan tussen 1000 v.Chr. en de Middeleeuwen, is grover en bevat meer schelpen. Oude zeeklei komt vooral voor in laaggelegen gebieden van West- en Noord-Nederland, terwijl jonge zeeklei voornamelijk te vinden is in Zeeland, Noord-Holland, Friesland en Groningen.

 

Rivierklei ontstond ongeveer 1000 jaar na Christus in rivieromgevingen. Het heeft vaak een bruine of grijze kleur, maar kan ook een oranje tint aannemen bij aanwezigheid van ijzer. Rivierklei is doorgaans wat grover van structuur dan zeeklei. Alle kleibodemtypes zijn zeer vruchtbaar. De zwaardere kleigronden zijn echter minder makkelijk te bewerken en kunnen soms dusdanig zwaar zijn dat zij ongeschikt zijn voor akkerbouw. Deze gronden zijn voornamelijk geschikt voor grasland.

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Bodemkaart nr. 14: Toont de locaties van rivierklei (indigo), jonge zeeklei (blauw) en oude zeeklei (donder).

Nederland kent vier soorten kleigronden, geclassificeerd als zavel, lichte klei, matige klei en zware klei. Kleigronden worden ingedeeld in deze categorieën op basis van hun kleigehalte. Zavelgrond bevat 10-25% klei en is bijna ideaal voor boomgroei. Lichte kleigrond bevat 25-35% klei en is meestal geschikt voor bomen, afhankelijk van verschillende factoren. Matige kleigrond heeft een kleigehalte van 35-55% en kan problemen vertonen met vocht en drainage. Zware kleigrond, met meer dan 55% klei, is vruchtbaar maar moeilijk te bewerken en wordt vaak in de lagere delen van Nederland aangetroffen. Bomen online.

Lichtere (zavel) en zwaardere kleigronden

Kleigronden worden ingedeeld in zware klei, matige klei, lichte klei en zavelgrond. Zavelgrond bevat 10-25% klei en is bijna ideaal voor boomgroei. Lichte kleigrond bevat 25-35% klei en is meestal ook geschikt voor bomen, afhankelijk van verschillende factoren. Matige kleigrond heeft 35-55% klei en kan vocht- en drainageproblemen hebben. Zware kleigrond, met meer dan 55% klei, is vruchtbaar maar lastig te bewerken en wordt vaak in lagere delen van Nederland gevonden.​​​​

​

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Bodemkaart nr. 15: geeft de locaties weer met lichtere (zavel) en zwaardere kleigronden.

Zavelgrond (zeer lichte kleigrond)

Een schematische weergave (25 x vergroot) zavelgrond. Met een lutum- kleigehalte tussen de 10% en 25% Kleigronden worden ingedeeld in zware klei, matige klei, lichte klei en zavelgrond. Zavelgrond is een bodemtype dat ligt tussen lichte kleigrond en zandgrond. Er is sprake van zavelgrond wanneer het lutum- of kleigehalte tussen de 10% en 25% ligt. Deze bodems benaderen theoretisch ideale omstandigheden voor boomontwikkeling.

Kleigronden worden ingedeeld in zware klei, matige klei, lichte klei en zavelgrond. Zavelgrond is een bodemtype dat ligt tussen lichte kleigrond en zandgrond. Er is sprake van zavelgrond wanneer het lutum- of kleigehalte tussen de 10% en 25% ligt. Deze bodems benaderen theoretisch ideale omstandigheden voor boomontwikkeling.

Samenstelling nr. 11: Een schematische weergave (25 keer uitvergroot) van het bodemtype zavelgrond.

Lichte kleigrond

Een schematische weergave (25 x vergroot) lichte kleigrond. Lutum- of kleigehalte tussen de 25% en 35% Er is sprake van lichte kleigrond wanneer het lutum- of kleigehalte tussen de 25% en 35% ligt. Deze bodems zijn doorgaans ook geschikt voor boomontwikkeling, afhankelijk van diverse factoren.

Er is sprake van lichte kleigrond wanneer het lutum- of kleigehalte tussen de 25% en 35% ligt. Deze bodems zijn doorgaans ook geschikt voor boomontwikkeling, wel afhankelijk van diverse factoren.

Samenstelling nr. 12: Een schematische weergave (25 keer uitvergroot) van het bodemtype lichte kleigrond.

Matige  kleigrond

Een schematische weergave (25 x vergroot) matige kleigrond. Lutum- of kleigehalte tussen de 35% en 55% Bij matige kleigrond varieert het kleigehalte tussen 35% en 55%. De geschiktheid voor landbouw en akkerbouw is sterk afhankelijk van de dikte van de kleilaag. Vocht- en drainageproblemen kunnen zich voordoen. Dit is een belangrijk gegeven om rekening mee te houden bij de keuze van bomen voor nieuwe aanplant.

Bij matige kleigrond varieert het kleigehalte tussen 35% en 55%. De geschiktheid voor landbouw en akkerbouw is sterk afhankelijk van de dikte van de kleilaag. Vocht- en drainageproblemen kunnen zich voordoen. Dit is een belangrijk gegeven om rekening mee te houden bij de keuze van bomen voor nieuwe aanplant.

Samenstelling nr. 13: Een schematische weergave (25 keer uitvergroot) van het bodemtype matige kleigrond.

Zware kleigrond.

Een schematische weergave (25 x vergroot) matige kleigrond. Lutum- of kleigehalte boven de 55% Zware kleigrond heeft een kleigehalte van meer dan 55%. Deze vruchtbare gronden, ook bekend als komgronden, zijn soms moeilijk te bewerken. Ze vormen zich door kleiafzettingen in lager gelegen delen van Nederland. Hoewel ze vooral geschikt zijn voor grasland, kunnen sommige bomen hier goed groeien.

Zware kleigrond heeft een kleigehalte van meer dan 55%. Deze vruchtbare gronden, ook bekend als komgronden, zijn soms moeilijk te bewerken. Ze vormen zich door kleiafzettingen in lager gelegen delen van Nederland. Hoewel ze vooral geschikt zijn voor grasland, kunnen sommige bomen hier goed groeien.

Samenstelling nr. 14: Een schematische weergave (25 keer uitvergroot) van het bodemtype zware kleigrond.

Veenachtige kleigronden, ook wel klei-op-veen genoemd, bestaan hoofzakelijk uit een laag klei over een veenlaag, en zijn vaak te vinden in laaggelegen gebieden en de voormalige oudere rivier- en zeekleigebieden

Veen en veenachtige kleigronden

Bodemkaart nr. 16: Veen en veenachtige kleigronden.

Veenachtige kleigronden, ook wel klei-op-veen genoemd, bestaan hoofzakelijk uit een laag klei over een veenlaag, en zijn vaak te vinden in laaggelegen gebieden en de voormalige oudere rivier- en zeekleigebieden.

​

​

​

 

​

Deze paragraaf is nog niet volledig afgerond; er ontbreekt aanvullende tekst.

Wanneer is er dan sprake van het bodemtype Veengrond?

De keuze aan bomen voor veengrond is relatief beperkt mede door de lage pH-waarde van de bodem, wat de selectie van geschikte boomsoorten beïnvloedt. Van veengrond is sprake wanneer meer dan de helft van de bovenste 80 cm uit veenachtig materiaal bestaat. Zoals weergegeven op bodemkaart nr. 17, heeft Nederland niet veel veengronden die aan deze criteria voldoen. Daarnaast wordt van veengrond gesproken als het organisch stofgehalte hoger dan 35% is, waarbij de plantenresten niet meer herkenbaar zijn.

In een hoogveengebied zijn bomen over het algemeen niet gewenst en dienen ze verwijderd te worden om het hoogveen te behouden. Hoogveen wordt gekenmerkt door open vegetatie, zoals heide, veenmos, en grassen, en wordt gevoed door regenwater.

Bodemkaart nr. 17

De keuze aan bomen voor veengrond is beperkt, mede door de lage pH-waarde van de bodem, wat de selectie van geschikte boomsoorten beïnvloedt. Veengrond wordt gedefinieerd wanneer meer dan de helft van de bovenste 80 cm uit veenachtig materiaal bestaat. Zoals weergegeven op bodemkaart nr. 5, heeft Nederland niet veel veengronden die aan deze criteria voldoen. Bomen hebben doorgaans een hoge behoefte aan organische stof. Wanneer het gehalte aan organische stof boven de 16% komt, kan dit echter leiden tot zuurstofonttrekking uit de bodem. Tijdens het verteringsproces van organische stof worden zuurstof en stikstof aan de bodem onttrokken, wat vaak nadelige gevolgen heeft voor bomen en andere planten.

Bodemkaart nr. 17

Bomen hebben doorgaans een aanzienlijke behoefte aan organisch materiaal. Wanneer het gehalte van organische stof echter boven de 16% stijgt, kan dit resulteren in zuurstofonttrekking uit de bodem. Tijdens het afbraakproces van organisch materiaal worden zuurstof en stikstof uit de bodem opgenomen, wat vaak nadelige gevolgen heeft voor bomen en andere planten. Daarnaast is de pH-waarde van de bodem meestal vrij laag, wat de selectie van geschikte boomsoorten beperkt.

Bodemkaart nr. 18

Bodemkaart nr. 17: Geeft aan waar nog sprake is van hoogveen.

Bodemkaart nr. 18: Geeft alle veengronden aan die voldoen aan de omschreven criteria. (> 35% org. stof) .

Bodemkaart nr. 19: Geeft alle veengebieden gecombineerd met zand of klei.

Nederland kent echter veel gebieden waarin veen gecombineerd is met zand- of kleideeltjes of met lagen van zand of klei, aangeduid als venige-klei of venig-zand. Bomen hebben doorgaans een hoge behoefte aan organische stof. Echter, wanneer het gehalte aan organische stof boven de 16% komt, kan dit leiden tot zuurstofonttrekking uit de bodem. Tijdens het verteringsproces van organische stof worden zuurstof (en stikstof) aan de bodem onttrokken, wat vaak nadelige gevolgen heeft voor bomen, evenals andere planten.

bottom of page