top of page

De waterhuishouding van een boom

De waterhuishouding van een boom verwijst naar hoe de boom zelf het interne water regelt en circuleert. Deze totale waterhuishouding, die wordt beoordeeld aan de hand van verschillende bodemkundige criteria, vormt een onderdeel van de groeiplaats en heeft invloed op de toekomstige gezondheid van de boom. Er kan volgens vuistregel nr. 1.0 wel genoeg groeiruimte zijn, maar deze ruimte moet ook daadwerkelijk functioneel zijn. Deze pagina richt zich vooral op bodemkundige aspecten volgens wortelzone w.1 en w.2, en behandelt niet uitgebreid de specifieke bodemtypes; die komen aan bod op een andere informatiepagina.

W.1 in het overzicht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee zones: de intensieve wortelzone (w.1), die primair is bedoeld voor wortelontwikkeling, bij voorkeur met een minimale diepte van 70 cm of meer. In deze zone dient het zuurstofgehalte minimaal 12% te bedragen, waarbij een gehalte van 16% of hoger als optimaal wordt beschouwd.

 

W.2 in het overzicht.  De extensieve wortelzone is met name gericht op beperkte wortelontwikkeling, drainagecapaciteit (waterafvoer), capillaire werking en, indien noodzakelijk, waterbuffering. In deze zone moet het poriënvolume – oftewel de luchtigheid van het bodemtype, welke nader toegelicht zal worden – minimaal 9% bedragen (met een optimum van 12% of meer). De vereiste diepte van deze zone varieert per situatie, maar dient zodanig te zijn dat aan de kwaliteitscriteria a tot en met d(e) wordt voldaan wat kan oplopen tot 60 a 80 cm met een minimum van circa 20 a 30 cm. Als de intensieve wortelzone minstens 100 cm diep is en aan het criterium van 12% zuurstof voldoet, dan is de extensieve wortelzone niet meer van toepassing. De intensieve wortelzone vervult dan automatisch ook de functie van de extensieve  wortelzone.

2.0 Wat is een waterhuishouding?

Boomgroeiplaats verdeeld in 2 wortelzones

De kwaliteit van en de waterhuishouding van een boom word bepaal door het element zand als belangrijke factor. Nederlandse bodems bestaan uit zand, silt, lutum en organische stof, waarbij zand in diverse bodemtypes aanwezig kan zijn. De eigenschappen van zand, zoals percentage, korrelgrootte, vorm en uniformiteit, zijn cruciaal voor de waterhuishouding. Een ideale poriënstructuur bevordert wortelruimte, zuurstofgehalte, capillaire werking en drainagecapaciteit, maar niet alle bodemtypes voldoen aan deze criteria. De groeiplaats van een boom bevat een intensieve en extensieve wortelzone, die respectievelijk zuurstof- en waterbehoeften heeft. Wanneer de wortels grondwater bereiken, kan het benodigde volume ondergrondse ruimte verminderd worden, zonder de drainagecapaciteit in gevaar te brengen. Voor optimale groei is het belangrijk dat de ruimte rond de boom toegang heeft tot natuurlijk regenwater en zuurstof, wat afhankelijk is van de omgeving van de boom, zoals bestrating, en gazon

boomgroeiplaats

Overzicht of Figuur 1 toont een gedetailleerd onderdeel van de boomgroeiplaats volgens de vier vuistregels. Alle genummerde items en bruine knoppen zijn aanklikbaar en verwijzen u naar de juiste alinea. Daarnaast is er een PDF met hogere leeskwaliteit, die automatisch op een andere pagina opent.

De benodigde groeiruimte of (groei)ruimte.

afm. groeiplaats in het overzicht.  Het onderscheid tussen de verschillende afmetingen kan verwarrend zijn. Er worden vier afmetingen onderscheiden: de intensieve wortelzone (w1), de extensieve wortelzone (w2), de groeiruimte, en de (groei)ruimte waarbij het woord groei tussen haakjes staat. De groeiruimte volgens vuistregel nr. 1.0, waarbij het woord ‘groei’ niet tussen haakjes staat bestaat uit de volledige intensieve wortelzone die voldoet aan het criterium van 12% zuurstof (w1), aangevuld met 20 tot 30 cm uit de extensieve wortelzone.

 

een voorbeeld: als de intensieve wortelzone een diepte heeft van 70 cm en voldoet aan het zuurstofcriterium van 12%, en daarnaast is er een extensieve wortelzone van 80 cm vereist op basis van drainagecapaciteit of andere kwaliteitscriteria, dan bedraagt de benodigde groeiruimte nog steeds 70 cm (w1) plus 20 tot 30 cm uit de extensieve wortelzone.

​

Nogmaals wanneer de intensieve wortelzone minimaal 100 cm diep is (lees de 2 soorten wortelzones w.1 en w.2) vervalt de gehele functie van de extensieve wortelzone en is de benoemde 100 cm de beschikbare gelijk aan de groeiruimte.

 

Wanneer wordt gesproken over (groei)ruimte, waarbij het woord ‘groei’ tussen haakjes staat, wordt hiermee bedoeld de gehele intensieve wortelzone én de gehele extensieve wortelzone. In genoemd voorbeeld zou dit in totaal 150 cm zijn. Er is dus een verschil tussen groeiruimte zonder haakje en (groei)ruimte met haakjes.

Poriënvolume > 9% in het overzicht.  Bomen groeien optimaal in bodems met een losse, open structuur die voldoet aan kwaliteitscriteria a tot en met d(e) zoals weergegeven in Figuur 1, wat wordt bepaald door het poriënvolume. Het beïnvloedt zowel het zuurstofgehalte als het drainerend vermogen van de bodem. In Figuur 2 zijn zandkorrels vergroot afgebeeld; de witruimtes ertussen worden aangeduid als poriën. Het poriënvolume omvat het geheel aan met lucht en of water gevulde ruimtes tussen gronddeeltjes. Hieronder volgen drie tabellen met aanwijzingen over poriënvolume, en zuurstofgehaltes.

Wat wordt verstaan onder het poriënvolume?

Figuur 2: Een aantal schematische zandkorrels (25 keer vergroot).

Deze schematische afbeelding toont zandkorrels, vergroot tot 25 keer hun werkelijke grootte. De witruimtes tussen de korrels worden aangeduid als poriën. Het poriënvolume verwijst naar het totale volume aan met lucht of water gevulde ruimten tussen de vaste bodemdeeltjes. Bomen geven de voorkeur aan een open en losse bodemstructuur vanwege het hoge zuurstofgehalte, de optimale capillaire werking, een effectieve waterbuffering en voldoende drainagecapaciteit; eigenschappen die het risico op bodemverdichting – primair bepaald door het poriënvolume – verminderen. Het poriënvolume is bepalend voor zowel het zuurstofgehalte als het drainerend vermogen van de bodem. In figuur 3 zijn vergrote zandkorrels weergegeven, waarbij de poriën duidelijk zichtbaar zijn. Zand vormt een essentieel bestanddeel van vrijwel elk bodemtype en komt voor in verschillende varianten. De kwaliteit van deze zandsoorten wordt grotendeels beïnvloed door de poriënstructuur.

Poriënvolume- Bodemkwaliteit- Element zand

 C - in het overzicht. Bodemkwaliteit is gelijk aan poriënvolume, maar ook gelijk aan de drainagecapaciteit. Op de informatiepagina 'Bodemkwaliteit in diverse bodemtypes' wordt dit onderwerp uitgebreid toegelicht. Hier geven we alvast een korte introductie. Het element zand, dat absoluut niet verward mag worden met het bodemtype zandgrond, is essentieel voor het poriënvolume van de bodem en komt veel voor in alle bodemtypes volgens onderstaande tabel. In Nederland bestaan bodems meestal uit zand, silt, lutum en organische stof, waarbij zand vaak het hoofdbestanddeel is—zelfs bij kleigrond kan het aandeel zand tot 90% oplopen. Het 1.)-  percentage van het element zand, samen met 2.)- de korrelgrootte, 3.)- de vorm en 4.)- de uniformiteit van de aanwezige zandfracties zijn bepalend voor het poriënvolume en daarmee voor de ontwikkeling van bomen. Veel bodemtypen hebben doorgaans een poriënvolume van minimaal 9%, bij voorkeur 12% of meer. Deze waarden variëren echter afhankelijk van de omstandigheden, en het poriënvolume neemt af naarmate de diepte van de bodem toeneemt.

Bodemkwaliteit is gelijk aan poriënvolume. Het element zand, dat absoluut niet verward mag worden met het bodemtype zandgrond, is essentieel voor het poriënvolume van de bodem en komt veel voor in alle bodemtypes. In Nederland bestaan bodems meestal uit zand, silt, lutum en organische stof.  Het 1.)-  percentage van het element zand, samen met 2.)- de korrelgrootte, 3.)- de vorm en 4.)- de uniformiteit van de aanwezige zandfracties zijn bepalend voor voor de ontwikkeling van en zorgen voor wortelruimte, een hoog zuurstofgehalte, correcte capillaire werking, goede waterbuffering met voldoende drainagecapaciteit, wat de kans op bodemverdichting vermindert. (Leemloos) grof zand 35- > (Leemloos) zand 25-40% (Leemloos) fijn zand 18-32% Arm leemhoudende Zandgrond 22-35% Leemhoudende Zandgrond 18-31% Sterk leemhoudende zandgrond 23-35% Lössgrond18-30% Leemgrond 19-27% Zavelgrond  15- 20% Lichte kleigrond 12-17% Kleigrond 7-15% Zware kleigrond 4-8%

Tabel 1: Het poriënvolume is het geheel aan met lucht en of water gevulde ruimten (poriën) tussen de vaste gronddeeltjes van de bodem.

Diverse bodemzuurstofgehaltes versus Bomen

 Zuurstof > 12% in het overzicht.  Boomwortels in de intensieve zone die minimaal 70 cm diep zou moeten zijn bij voorkeur meer zijn afhankelijk van voldoende zuurstof voor hun ademhaling en voor een optimale opname van voedingsstoffen en water. Het zuurstofgehalte in de bodem is tevens van groot belang voor het functioneren van het bodemleven, dat op zijn beurt essentieel is voor de vitaliteit van de boom. Zuurstof maakt deel uit van het poriënvolume in de bodem. In natte bodems kan een overschot aan (tijdelijk) water resulteren in zuurstoftekort bij de Boomwortels. Het ophogen van de grond rondom bomen kan het zuurstofgehalte verder reduceren. Bovendien onttrekken halfverteerde plantenresten of een (te) hoog gehalte aan organische stof (wat  2 vergelijkbare processen zijn) extra zuurstof aan de bodem. Tijdens het afbraakproces van het organisch materiaal worden zowel zuurstof als stikstof verbruikt, wat dan leid tot een zuurstof tekort wat weer  te kosten gaat van de ontwikkeling  van boomwortels.

Boomwortels vereisen zuurstof voor hun ademhaling, alsmede voor de opname van voedingsstoffen en water. Het zuurstofgehalte in de bodem is cruciaal voor het functioneren van het bodemleven, dat op zijn beurt essentieel is voor de gezondheid van de boom. Zuurstof is  een onderdeel binnen het poriënvolume. Bij natte bodems kan een overmaat aan (tijdelijk)water leiden tot een tekort aan zuurstof bij de wortels. Daarnaast kan het ophogen van de grond rondom de boom het zuurstofgehalte verder verlagen. Wanneer er sprake is van halfverteerde plantenresten of een te hoog organisch stofgehalte, wordt zuurstof aan de bodem onttrokken. Tijdens de afbraak van organisch materiaal worden zowel zuurstof als stikstof uit de bodem gebruikt, met negatieve gevolgen  (Leemloos) grof zand 20% (Leemloos) fijn zand 16% Arm leemhoudende Zandgrond 20% leemhoudende Zandgrond 19% Sterk leemhoudende zandgrond 18% Lössgrond 24% Leemgrond 15% Zavelgrond 16% Lichte kleigrond 14% Kleigrond 11% Zware kleigrond 7%

Tabel 2: Het poriënvolume bestaat uit water en lucht (zuurstofgehalte), Het zuurstofgehalte is dus een onderdeel van het poriënvolume.

Onderstaande tabel geeft de bodemzuurstofwaarden weer voor bomen op een diepte van 30-50 cm. Een zuurstofgehalte van boven de 19% wordt als optimaal beschouwd, waarbij het maximum in de buitenlucht circa 22% bedraagt. Voldoende zuurstof—tussen 16 en 18%—is gewenst voor een gezonde wortelgroei, met name tijdens het groeiseizoen. Indien de kwalificatie ‘Onvoldoende’ geldt, is interventie noodzakelijk; waarden lager dan 12% vereisen directe actie. Zuurstofniveaus onder de –5% worden gekwalificeerd als ‘Zeer slecht’, hetgeen duidt op een verhoogd risico op acute wortelsterfte en blauwverkleuring.

Bron: BOMEN-ONLINE.nl

Classificeringen van bodemzuurstofwaardes voor bomen (30–50 cm diepte). Optimaal & Goed: Geschikt voor wortelontwikkeling en opname van voedingsstoffen. Voldoende: Waarden tijdens het groeiseizoen kunnen meestal een stabiele groei ondersteunen, Matig & Zeer matig: De zuurstoftoevoer kan beperkt zijn, wat gevolgen kan hebben voor de vitaliteit en het weerstandsvermogen van bomen. Onvoldoende, Slecht & Zeer slecht: Waarden waarbij het risico op wortelschade en afname van de conditie van bomen toeneemt. Aanpassingen in beheer kunnen nodig zijn om schade te beperken. Conclusie Regelmatige monitoring van bodemzuurstof op 30–50 cm diepte kan helpen om tijdig maatregelen te nemen en de conditie van bomen te behouden. Het volgen van deze classificeringen ondersteunt het behoud van een geschikte groeiplaats en vermindert de kans op wortelschade. Optimaal>-19% Goed 18-19% Voldoende16-18%  Matig 14-16% zeer matig 12-14% Onvoldoende10-12% Slecht5-10%< 12%  Zeer slecht <-5%

Tabel 3: Classificeringen zuurstofwaardes slechte (<11%), minimale (16%) en optimale zuurstofwaardes die gelden voor (boom)wortelontwikkeling.

Wat is dan Capillaire werking?

 d - in het overzicht.  Een alledaags voorbeeld van maximale capillaire werking kunt u zien door het volgende proefje uit te voeren: Laat uw suikerklontje voor slechts een beperkt deel (bijv. voor 35%) in uw kopje thee zakken. U zult zien dat het suikerklontje zich 100% vol zuigt met thee. Dit volzuigen noemen we capillaire werking. Grof zand, met een hoekige korrelstructuur met een groot poriënvolume, vertoont een optimale capillaire werking. Daarentegen zal een zelf gevormd balletje klei dat u voor een gedeelte in water laat zakken, zich niet volledig met water vullen, wat wijst op een beperkte capillaire werking.

Afbeelding 1: Capillaire werking d.m.v. een suikerklontje. 

Een alledaags voorbeeld van capillaire werking d.m.v. een proefje: Laat uw suikerklontje voor slechts een beperkt deel (bijv. voor 35%) in uw kopje thee zakken. U zult zien dat het suikerklontje zich 100% vol zuigt met thee. Dit volzuigen noemen we capillaire werking. Grof zand, met een hoekige korrelstructuur met een groot poriënvolume, vertoont een optimale capillaire werking. Daarentegen zal een zelf gevormd balletje klei dat u voor een gedeelte in water laat zakken, zich niet volledig met water vullen, wat wijst op een beperkte capillaire werking.  Een bodem met goede capillaire eigenschappen draineert vanzelf bij nat weer. Verstoring hiervan, zoals bodemverdichting, belemmert de wateraanvoer en -afvoer en schaadt de boomgroei. Is er genoeg wateropslag, dan kan een boom via capillaire werking zelf water opnemen.

Een bodem die voldoet aan de vereisten voor optimale capillaire eigenschappen beschikt tevens over een natuurlijk drainerend vermogen tijdens natte perioden. Verstoring van deze capillaire werking, bijvoorbeeld door bodemverdichting, heeft een negatieve invloed op zowel de aan- als afvoer van water binnen het watersysteem en kan de groei en ontwikkeling van bomen nadelig beïnvloeden. Indien voldoende wateropslagcapaciteit aanwezig is (zie onderstaand de mogelijkheden voor waterbuffering), is een boom dankzij de capillaire werking in staat om zelfstandig en naar behoefte water op te nemen.

Waterbufferingsmogelijkheden

  e - in het overzicht.  Waterbuffering vormt een essentiële levensvoorwaarde voor bomen. Deze (tijdelijke) wateropslag zorgt ervoor dat de boom tijdens droge periodes toch over voldoende water kan beschikken. Er zijn twee typen waterbuffering mogelijk, of een combinatie van beide. De uitleg wordt aanvankelijk geïllustreerd aan de hand van een terrasplant.

 f - in het overzicht.  Waterbuffering op basis van een hoog grondwaterpeil - In situatie 1 bevindt de terrasplant zich in een te kleine pot (er is te weinig groeiruimte volgens vuistregel nr. 1.0), waardoor de levensduur van de plant beperkt is. Het is mogelijk de levensduur enigszins te verlengen door gebruik te maken van een watergeefschotel, volgens situatie 2. Hierdoor kan de terrasplant water opnemen wanneer dat nodig is. De werking van een watergeefschotel is te vergelijken met een grondwaterstand die bereikbaar is voor boomwortels; een boom kan dan, mits er voldoende poriënvolume aanwezig is (nodig voor de capillaire werking), naar behoefte water opnemen.

Afbeelding 2 t/m 5: Aan de hand van een terrrasplant worden er diverse situaties weergegeven die ook van toepassing zijn op een boom

De toekomstverwachting van een boom versus een terrasplant 1

Situatie 1

De toekomstverwachting van een boom versus een terrasplant 2

Situatie 2

De toekomstverwachting van een boom versus een terrasplant 3

Situatie 3

De toekomstverwachting van een boom versus een terrasplant 4

Situatie 4

 g - in het overzicht.  Waterbuffering op basis van beschikbare (groei)ruimte - Een alternatieve oplossing is het verpotten van de terrasplant naar een grotere pot, conform situatie 3, waarbij een watergeefschotel overbodig zou zijn. De grotere pot biedt voldoende inhoud om tijdelijk water op te slaan (waterbuffering). Met andere woorden: wanneer een boom geen voordeel kan halen uit een hoge grondwaterstand, dient voldoende groeiruimte aanwezig te zijn voor tijdelijke wateropslag – doorgaans 50% meer dan bij buffering op basis van een hoog grondwaterpeil. Daarnaast speelt de kwaliteit van de bodem een veel belangrijkere rol.

Een combinatie is ook mogelijk: wanneer deze plant, na het verpotten alsnog wordt voorzien van een watergeefschotel, dan wordt hij  nog meer zelfvoorzienend. Figuur 3 toont een doorsnede van een bodemprofiel waarin een hoge grondwaterstand voor waterbuffering zorgt. Bij Figuur 4 is het grondwater onbereikbaar voor boomwortels, waardoor de boom meer ondergrondse ruimte nodig heeft om een adequate waterbuffer aan te leggen. Daarom speelt de bodemkwaliteit, die vaak sterk wordt beïnvloed door het organisch stofgehalte, een wezenlijk grotere rol.

In deze afbeelding  is een doorsnede van een bodemprofiel waarin een hoge grondwaterstand voor waterbuffering zorgt. Bij voldoende wateropslag kan een boom, door middel van capillaire werking, zelfstandig water naar behoefte opnemen. Een alledaags voorbeeld van maximale capillaire werking kunt u waarnemen door het volgende experiment uit te voeren: Laat een suikerklontje voor slechts een beperkt deel (ongeveer 35%) in uw kopje thee zakken. U zult constateren dat het suikerklontje zich volledig volzuigt met thee. Dit fenomeen staat bekend als capillaire werking. Tevens geldt dat een bodem die aan de capillaire kwaliteitseisen voldoet, altijd een zelfvoorzienend drainerend vermogen heeft tijdens natte periodes. Een verstoring van de capillaire werking binnen een diepte van 150 cm kan de ontwikkeling van een boom ernstig beïnvloeden, zoals bij bodemverdichting.
Waterbuffering op basis van een hoog grondwaterpeil . In deze afbeelding is het grondwaterstand onbereikbaar voor boomwortels, waardoor de boom veel ondergrondse groeiruimte nodig heeft om een adequate waterbuffer aan te leggen. Daarnaast speelt de bodemkwaliteit, die vaak sterk wordt beïnvloed door het organisch stofgehalte, een wezenlijk grotere rol.

Figuur 3 en 4

 c  in het overzicht. Bodemverdichting is wel een veel groter en vaker voorkomend probleem dan de meeste mensen vermoeden. Als u het graswandelpad bekijkt in Afbeelding 6, dan heeft het beperkte lopen door het gras al een enorme impact op de grasontwikkeling. Een veel gemaakte denkfout of opmerking is dat het gras is kaal gelopen is, want dat is doorgaans niet het probleem. Er is gewoon al heel snel sprake van bodemverdichting, waardoor het waterhuishouden verstoord wordt. Zware bouwmachines, zoals op Afbeelding 8, zorgen praktisch altijd voor een harde laag in de grond.

Het graswandelpad in Afbeelding 6, heeft bij beperkte lopen door het gras al een enorme impact op de grasontwikkeling. Een veel gemaakte denkfout of opmerking is dat het gras is kaal gelopen is, want dat is doorgaans niet het probleem. Er is gewoon al heel snel sprake van bodemverdichting, waardoor het waterhuishouden bij vooral bomen  wordt verstoord.

Afbeelding 6: 

Bodemverdichting: een veel voorkomend probleem

Hierdoor ontstaat een schijnwaterprofiel, met alle problemen van dien. Vraag daarom altijd aan de desbetreffende machinist of hij voor vertrek de grond wil doorspitten. Hierdoor maak je de grond weer losser, waardoor er geen verstoring is van de waterhuishouding. Ook het verkeer rondom de boom (afhankelijk van de aanleg van de groeiplaats) kan heel veel invloed hebben op bodemverdichting (zie Afbeelding 7).

Zware bouwmachines, zoals op Afbeelding 8, zorgen praktisch altijd voor een harde laag in de grond. Hierdoor ontstaat een schijnwaterprofiel, met alle problemen van dien. Vraag daarom altijd aan de desbetreffende machinist of hij voor vertrek de grond wil doorspitten. Hierdoor maak je de grond weer losser, waardoor er geen verstoring is van de waterhuishouding.

Afbeelding 7: 

Ook het verkeer rondom de boom (afhankelijk van de aanleg van de groeiplaats) kan heel veel invloed hebben op bodemverdichting

Afbeelding 8: 

 c  in het overzicht. Figuur 5 is een bodemdoorsnede met een grondwaterprofiel. Maar in dit profiel is er een ondiepe harde grondlaag die niet doordringbaar is voor regenwater. Zo'n harde grondlaag ontstaat vaak door bodemverdichting. Dit zorgt niet alleen voor beperkte wortelmogelijkheden, maar ook voor beperkte waterbufferingsmogelijkheden. Hoe minder (groei)ruimte, hoe minder wateropslagmogelijkheden. Daarbij is er in de winter vaak sprake van natte omstandigheden, wat weer ten koste gaat van het zuurstofgehalte en zodoende ook van het bodemleven. Daarnaast vergroot dit de kans op wortelrot. In de zomer is het vaak droger en voorkomt de harde grondlaag dat er een goede capillaire werking plaats kan vinden, terwijl het grondwater normaal gesproken binnen bereik is. Samenvattend: Bodemverdichting is om 6 redenen erg schadelijk voor de ontwikkeling van een boom. 

Bodemverdichting is vaak erg schadelijk (6 redenen)

Een bodemdoorsnede met een grondwaterprofiel. Maar in dit profiel is er een ondiepe harde grondlaag die niet doordringbaar is voor regenwater Dit zorgt niet alleen voor beperkte wortelmogelijkheden, maar ook voor beperkte waterbufferingsmogelijkheden. Daarbij is er in de winter vaak sprake van natte omstandigheden, wat weer ten koste gaat van het zuurstofgehalte en de kans op wortelrot. In de zomer is er geen sprake van er een goede capillaire werking, terwijl het grondwater normaal gesproken binnen bereik is. Ligt de harde laag dieper dan 150 cm, dan zijn er wel meer wortel- en waterbufferingsmogelijkheden. Natte omstandigheden wat weer ten kosten gaat van het zuurstofgehalte is bij een diepte van 150cm ook (veel) minder aan de orde. In de zomer kan de harde grondlaag zelf water vasthouden, wat een voordeel is als het grondwater sowieso al niet bereikbaar zou zijn voor de boomwortels. Er is dan sprake van een soort watergeefschotel.

Figuur 5: Een bodemdoorsnede met een grondwaterprofiel in combinatie met een harde ondiepe grondlaag.

Ligt de harde laag dieper dan 150 cm, dan is de situatie wel minder ernstig, voorop gesteld dat een harde grondlaag eigenlijk nooit wenselijk is. Maar bij een diepte van 150 cm, zijn er wel wortelmogelijkheden en waterbufferings-mogelijkheden. Natte omstandigheden wat weer ten kosten gaat van het zuurstofgehalte is bij een diepte van 150cm ook (veel) minder aan de orde. In de zomer kan de harde grondlaag zelf water vasthouden, wat een voordeel is als het grondwater sowieso al niet bereikbaar zou zijn voor de boomwortels. Er is dan sprake van een soort watergeefschotel zoals bij de terrasplant (afbeelding 2 t/m 5).

Bodemdrainage zorgt voor zuurstof 

Bodemtypes-Klei  licht en zwaar  Ned- .webp

Buiten de zwaardere kleigronden, die beperkt voorkomen, zoals aangegeven is op kaart 1 (in het donkerblauw) en een aantal extremen om, voldoen veel bodemtypes aan de voorwaarde van een minimaal zuurstofgehalte van 12% (wenselijk is 16%) voor de intensieve wortelzone. Mocht er sprake zijn van een lager zuurstofgehalte, dan is actie noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld door bodembewerking en/of verbetering. Bij veel zware bodemtypes kan er wel sprake zijn van een nat bodemtype, waardoor er een zuurstofgebrek ontstaat. De aanwezige ruimtes (het poriënvolume) die ook bedoeld zijn voor zuurstof, worden dan (langdurig) gevuld met regenwater. Een drainage aanleggen is dan vaak een oplossing.

Kaart 1: Zwaardere kleigronden (in het donker aangegeven) met een laag zuurstofgehalte komen beperkt voor

4 div. waterhuishoudens en grondwaterstanden

Onderstaand wordt weergegeven hoe een specifieke waterhuishouding samenhangt met een bepaald bodemprofiel en de ontwikkeling van een boom. In dit overzicht zijn verschillende twee grondwaterprofielen meegenomen. Verdere uitleg over de verschillende grondwaterprofielen is te vinden op een aparte informatiepagina.  

  • Het eerste bodemprofiel laat nogmaals een harde grondlaag zien die is ontstaan door bodemverdichting, zoals beschreven is in de paragraaf Bodemverdichting. Dit is vaak erg schadelijk (6 redenen).

  • Het tweede bodemprofiel geeft de situatie weer bij een bodemtype dat van nature al weinig zuurstof heeft en ook nog eens gevoelig is voor verdichting. Voorbeelden hiervan zijn leem-, en kleigronden.

  • Het derde bodemprofiel is het standaard grondwaterprofiel, zonder enige vorm van verdichting in de bodem. Er is voldoende water en zuurstof aanwezig voor de boom.

  • Bij het vierde bodemprofiel is er sprake van een hangwaterprofiel, het grondwater is niet bereikbaar voor de boom. Dit is veel van toepassing bij het bodemtype zandgrond. Doorgaans is er dan wel veel groeiruimte.

Een hoogliggend schijnwaterprofiel is vaak erg schadelijk (6 redenen).

bodemprofiel 1

Leem- en kleigronden zijn van nature nat met weinig zuurstof en zijn gevoelig voor verdichting.

bodemprofiel 2

Bij een grondwaterprofiel kunnen de boomwortels het grondwater bereiken.

bodemprofiel 3

Bij een hangwaterprofiel kunnen de boomwortels het grondwater niet bereiken.

bodemprofiel 4

Figuur 6 t/m 9: Diverse bodemprofielen waarbij de waterhuishouding elke keer een ander effect heeft op een boom.

bottom of page