Deze informatieve pagina biedt gedetailleerde informatie over verschillende bodemtypes en dient als een aanvulling op de pagina over de waterhuishouding van een boom. Het is raadzaam om eerst die pagina door te nemen.
De afgebeelde plattegrond is een gedetailleerde kaart van Nederland, afkomstig van Bodemdata. Dit is een website die wordt onderhouden door Wageningen University & Research (WUR) en het Ministerie van Landbouw. De site is openbaar toegankelijk via https://bodemdata.nl/basiskaarten. Op deze website zijn meer dan 200 erkende bodemtypes opgenomen, weergegeven en tot in detail beschreven. De beschrijvingen zijn vaak zeer technisch van aard, waardoor ze voor de gemiddelde Nederlander moeilijk te begrijpen zijn. In essentie is het niet zo moeilijk, hoewel het op internet soms onbedoeld ingewikkeld wordt gemaakt. Hoe dan ook, elk kleurvlak op kaart 1 is een uniek bodemtype en bestaat uit verschillende grondlagen.
Bodemtypes versus de toekomstverwachting van een boom

Kaart 1: Detail kaart Bodemdata.nl
Kaart 2: Bodemkaart met 6 bodemtypes

Bomen in het bebouwd of stedelijk gebied
Het is belangrijk om te weten dat de bodemstructuren in bebouwde of stedelijke gebieden vaak zijn onderworpen aan intensieve grondbewerking, zoals bij de aanleg van rioleringen en andere infrastructuur. Hierdoor zijn de oorspronkelijke bodemtypes vaak niet meer herkenbaar.
Onze bodem, die meestal uit diverse grondlagen bestaat, is ontstaan door miljoenen jaren van slijtage aan stenen en rotsen, veroorzaakt en verspreidt door wind, water en ijs (ook vaak benoemd als erosie). Met andere woorden, het vrijkomende slijtagestof, vormt onze Nederlandse bodems. Dit proces vond voornamelijk plaats tijdens de ijstijden, maar het gebeurt ook vandaag de dag nog steeds. Denk bijvoorbeeld aan Saharazand dat op uw auto terechtkomt. Wetenschappers hebben berekend dat onze bergen over 1.000 jaar gemiddeld 2 à 3 meter lager zullen zijn als gevolg van erosie. Ook bij hedendaagse overstromingen neemt het water soms grote hoeveelheden slib mee.
Ontstaan van onze bodems
Het organische stofgehalte is een element dat u kunt vergelijken met potgrond en wat in variërende hoeveelheden in elke bodem voorkomt (van zeer beperkt tot meer overvloedig, zoals bij veengrond). Naast dit organische stofgehalte, worden hieronder de drie belangrijkste korrelgroottes weergegeven. Deze vier genoemde elementen (incl. het organische stof) bepalen gezamenlijk (voor 95%) de opbouw van onze Nederlandse bodems. De indeling is dus niet veel ingewikkelder dan dit. De termen zand, slib en klei verwijzen naar de afmeting van het slijtagestof (zoals bij zandkorrels).
De 4 belangrijkste elementen en hun afmetingen

Wat maakt de bodemkunde dan soms zo ingewikkeld?
Waar zit de complexiteit? Het is belangrijk duidelijk onderscheid te maken tussen een bodemtype, een samenstelling (die in dit document ook wel aangeduid wordt als grondlaag), en een element. Anders gezegd: een zandgrond (wat een bodemtype is, zie kolom A), een zandlaag of -samenstelling (kolom B), en het woord 'zand' zelf (wat een afmeting of korrelgrootte is, zie kolom C) hebben alle drie een totaal andere betekenis.
Afbeelding 1

Figuur 5: De opbouw van een bodemtype.
Onderstaand gaan we dieper in op de 4 hierboven genoemde elementen. Deze extra informatie is zeker nuttig om eens door te lezen. Daarnaast worden er enkele varianten nader omschreven. Dit geeft voldoende inzicht voor alle informatie die hier verder verstrekt wordt.
Omschrijvingen van de 4 belangrijkste hoofdelementen in Nederland
Element: Zand
Op de afbeelding hiernaast ziet u een schematische weergave van een paar gemiddelde zandkorrels, 25 keer vergroot. Een korrelgrootte tussen 0,063 mm en 2 mm wordt aangeduid als "zand". Als u goed kijkt, zijn sommige zandkorrels met het blote oog zichtbaar. Zand was een van de eerste elementen op onze planeet, waarschijnlijk afgezet tijdens een van de vroege ijstijden toen de aarde nog niet leefbaar was. Daardoor bevat zand weinig mineralen. Bovendien begint de meeste bodem in Nederland (aan de basis) ook met een zandlaag.

Element nr. 1: Schematische afmetingen van zandkorrels (25x vergroot)
Invloeden en verkleuringen
De kleur van zand wordt bepaald door het gehalte aan kalk en ijzer. IJzermineralen kunnen oxideren, wat kan resulteren in de verandering van wit zand naar lichtbruin. Zandlagen die door zeewater zijn gevormd, bevatten meestal veel kalk afkomstig van schelpen. Daarnaast kan de hoeveelheid organisch materiaal, vergelijkbaar met potgrond (zie volgende alinea), de kleur en kwaliteit van de zandlaag beïnvloeden.


Element nr. 2: Schematische zandkorrels met een hoog ijzergehalte (25x vergroot)
Element nr. 3: Schematische zandkorrels met een hoog kalkgehalte (25x vergroot)
Zandfractie en korrelgroottes
Het element zand komt in verschillende soorten en maten voor, waaronder zilverzand, metselzand, ophoogzand, speelzand en betonzand. De mate van drainage in een zandlaag wordt bepaald door de poriënruimte tussen de zandkorrels. De grootte en uniformiteit van de korrels spelen hierbij een cruciale rol. Fijn zand, zoals stuifzand, heeft doorgaans geen hoog zuurstofgehalte, zoals weergegeven in tabel 1. Zuurstof is een van de drie belangrijkste onderdelen binnen de toekomstverwachting van een boom.
Element nr. 4: Schematische zandkorrels met een uniforme afmeting. (25x vergroot)


Tabel 1: Zand komt in verschillende korrelgroottes voor
Element: Silt - Leem
Hiernaast zijn schematische slib- of siltdeeltjes op schaal afgebeeld, eveneens 25 keer vergroot. Zoals u kunt zien, zijn deze deeltjes aanzienlijk kleiner dan de gemiddelde zandkorrel. Het woord "silt" is afkomstig uit Engeland, waar het "slib" betekent. Ook de term "verfijnd stof" zou een juiste benaming zijn. Slib- of siltdeeltjes variëren in grootte van 0,002 mm tot 0,063 mm, waarbij een afzonderlijk deeltje niet meer met het blote oog waarneembaar is.

Element nr. 2: Schematische afmetingen van slibdeeltjes (25x vergroot)

Slib of silt is voornamelijk gevormd door water- en windslijtage, grotendeels ontstaan tijdens de wat latere en meerdere ijstijden. Tussen deze ijstijden bevond zich leven op onze planeet, wat verklaart dat slib- of siltdelen aanzienlijk meer mineralen bevatten dan bijvoorbeeld zand. Het transport van deze deeltjes heeft voor het grootste deel (70-80%) plaatsgevonden door wind. Daarom is het element silt een windafzetting. Een bodem met veel siltdeeltjes heeft een lager zuurstofgehalte, laat minder water door dan zand en voelt kleiig aan, maar klei is niet de juiste benaming.
Afbeelding 1: Slib- of siltdeeltjes
Element: Lutum - Klei
Klei- of lutumdeeltjes, die wederom weer op schaal zijn afgebeeld (25 keer vergroot), zijn microscopisch klein met een afmeting van minder dan 0,002 mm. De herkomst en het ontstaan van lutum zijn praktisch vergelijkbaar met die van slib- of siltdeeltjes. Het transport van klei- of lutumdeeltjes heeft echter voornamelijk plaatsgevonden door stromend water, vaak veroorzaakt door overstromingen. Zodra het stromende water tot stilstand kwam, konden deze microscopisch kleine deeltjes bezinken. Vanwege hun aanzienlijk kleinere afmetingen dan slib- of siltdeeltjes, is hun doorlatendheid veel geringer.

Element nr. 3: Schematische afmetingen van klei - of lutumdeeltjes. 25x vergroot)
Element: Organisch stof - Veen
Veen is officieel geen grondsoort omdat het geen korrelstructuur heeft; het bestaat uit halfverteerde plantenresten. Het wordt echter wel als bodemtype beschouwd, daarnaast is veen vergelijkbaar met grof organisch stof en daardoor is het een element. Wanneer veen in aanraking komt met zuurstof, vaak in de bovenlaag van de grond, wordt het door bodemmicro-organismen omgezet in wat bekend staat als veraarde grond. In deze grond zijn plantenresten niet langer herkenbaar en is er sprake van een samengestelde grondlaag met een hoog organisch stofgehalte. In tegenstelling tot veen is organische stof goed verteerd.

Element nr. 7 t/m 10: Schematische afmetingen van organisch stof in div. percentages
Organisch materiaal is aanwezig in bijna elk bodemtype, vaak in de bovenste grondlagen, en heeft een aanzienlijke invloed op een grondlaag en dus op het hele bodemtype. De afgebeelde elementen 7 t/m 10 bevatten allemaal organische stof, elk in een andere percentageverhouding.
Tabel 2: namen en classificaties in %

Element: Löss (variant van silt)
Een lössdeeltje is een typische windafzetting, voornamelijk bestaande uit kwartsgesteente afkomstig van de Noordzeebodem, die droog lag tijdens de laatste ijstijd. Wanneer er uitsluitend sprake is van een windafzetting, is de korrelgrootte doorgaans redelijk uniform. Lössgrond heeft daardoor een korrelgrootte van ongeveer 0,020 mm tot 0,040 mm. Met andere woorden, löss lijkt erg op silt, maar de samenstelling heeft veel ruimte tussen de korrels, vergelijkbaar met zand. Dit zorgt voor een goede waterdoorlatendheid, een eigenschap die silt- en lutumdeeltjes niet hebben. Löss valt qua classificatie en afmeting onder dezelfde noemer als silt en moet daarom worden gezien als een variant, net zoals grof en fijn zand varianten zijn van het element zand.

Element nr. 11: Schematische afmetingen van lössdeeltjes (25x vergroot)
Een Löss samenstelling
Tijdens de door wind gevormde afzetting zijn er ook veel kleine plantenresten en mineralen afgezet. Hierdoor is lössgrond niet alleen goed doorlatend, maar bevat het ook een hoog mineraal- en humusgehalte (organische stof). Dit maakt het een zeer geschikte en vruchtbare bodem voor agrariërs. De hiernaast afgebeelde samenstelling is geen enkelvoudig element meer, maar een combinatie van het element löss en het element organische stof.

Samenstelling 1: Schematische afmetingen van een lösss samenstelling (25x vergroot)
Overige elementen
Naast grondwater zijn er verschillende andere elementen zoals ijzer- en kalkmineralen die, samen met diverse chemische reacties, aanzienlijke verschillen kunnen veroorzaken tussen verschillende grondlagen. Deze variaties zijn technisch van aard. Voor meer informatie kunt u de website van Bodemdata raadplegen: https://bodemdata.nl.
​In hoofdlijnen is er in Nederland maar sprake van 4 bodemtypes volgens de grote plattegrond: zandgrond, kleigrond en leemgrond (lössgrond, wordt omdat het dezelfde fractiegrote heeft ingedeeld bij leemgrond). Daarnaast bezit Nederland een beperkt aantal veengronden, want in hoofdzaak is er meer sprake van veengebieden (zie kleine plattegrond). Deze veengebieden zijn dan gecombineerd met zand- of kleideeltjes of gecombineerd met zand- of kleilagen, op de kleine kaart aangegeven als venige-klei of als venig-zand.
In Nederland zijn er feitelijk maar vier bodemtypes



Kaart 4: De drie belangrijkste bodemtypes in Nederland
Kaart 3: De gebieden waar veengronden en veengebieden voorkomen

Hieronder de bodemdriehoek waarmee u ook zelf kan bepalen in welke categorie uw eigen tuingrond zou vallen. Op Afbeelding 2 ziet u een bodemtest die u zelf prima zou kunnen uitvoeren. Neem een jampot en vul deze met 20 tot 25% grond. Vul vervolgens de pot tot 80% met kraanwater. Schud het geheel enkele minuten goed door elkaar en zet de jampot daarna 12 uur weg. De zwaardere deeltjes, zoals zand, zullen als eerste bezinken, gevolgd door de siltdeeltjes en als laatste zullen de kleideeltjes bezinken. Na 12 uur kunt u vrij nauwkeurig de samenstelling van uw eigen grond bepalen. Doorgaans blijven de organische delen in het water zweven.

Afbeelding 2: Bodemtest
Figuur 6: De Bodemdriehoek.
Een bodem wordt als zandgrond geclassificeerd wanneer de bovenste 60 tot 80 cm voornamelijk uit zandlagen bestaat, waarbij het klei- of lutumgehalte lager is dan 8%. (Zie samenstelling 2, u moet wel even goed inzoomen op de afbeelding met kleideeltjes) Daarnaast wordt er ook van zandgrond gesproken wanneer het slib- of siltgehalte niet hoger is dan 50%. Ter verduidelijking: bij dit hoofdstuk
wordt er alleen nog maar gesproken in grondlagen en samenstellingen en niet meer in elementen.
Wanneer is er dan sprake van het bodemtype zandgrond?

Samenstelling 2:
Samenstelling 3:
Ned. Bodemkaart 1: De gebieden waar zandgrond voorkomt.


Zandgronden zijn weer op te delen in:
De hoeveelheid organisch stof





Het Silt- gehalte. van leemloos naar strek leemhoudend
Duingebieden en zandverstuivingen (vaaggrond)


Leemarme zandgrond


Normaal lemige zandgrond


Sterk leemhoudende zandgrond


Er is sprake van leemgrond wanneer het slib- of siltgehalte hoger is dan 50%. Zoals te zien is op bodemkaart nr. 2, bezit Nederland niet veel leemgronden. In veel zandgebieden (zie bodemkaart nr. 3) komen wel (soms sterk) leemhoudende zandgronden voor, maar die worden nog steeds als zandgrond geclassificeerd. Het bodemtype leemgrond kan verder worden onderverdeeld in verschillende soorten.
Wanneer is er dan sprake van het bodemtype leemgrond?
Samenstelling 4:
Bodemkaart 3: Sterk leemhoudende zandgronden



Ned. Bodemkaart 2: De gebieden waar leemgrond voorkomt
Bij leem en leemgrond is er nog meer verwarring dan bij zand en zandgrond; leem en leemgrond mogen zeker niet met elkaar worden vergeleken. Leem is een samengestelde grond of grondlaag met de volgende definitie: Leem is een mengsel van klei, slib en zand, met relatief veel slib- of siltdeeltjes. Het begrip "relatief veel" is ruim en wordt niet in percentages gekwalificeerd. Daarentegen is leemgrond een bodemtype dat wel duidelijk gedefinieerd is, waarbij het slib- of siltgehalte hoger moet zijn dan 50%.Om nog meer verwarring te voorkomen, is het belangrijk op te merken dat in sommige delen van ons land, maar vooral bij onze Belgische zuiderburen, silt ook wel als leem wordt aangeduid. Voor alle duidelijkheid zetten we alles nog eens op een rijtje:
-
Slib of silt verwijst naar een afmeting, een fractiegrootte (bij zand wordt gesproken van korrelgrootte).
-
Leem is een samenstelling die vaak een grondlaag vormt en bestaat uit klei, slib en zand, met een relatief hoog gehalte aan slib- of siltdeeltjes.
-
Leemgrond is een bodemtype dat vaak uit diverse lagen bestaat, waarbij de bovenste 60 cm ten minste voor meer dan de helft bestaat uit slib- of siltdeeltjes.
Wanneer is er dan sprake van het bodemtype Kleigrond?
Een grond wordt als kleigrond geclassificeerd wanneer deze meer dan 8% lutum- of kleideeltjes bevat. Samenstelling nr. 5 wordt beschouwd als een zeer lichte klei, die bodemkundig gezien tot zavelgronden behoort, terwijl Samenstelling nr. 6 wordt gekwalificeerd als zware klei (met een lutum- of kleigehalte van meer dan 55%). Ook kleigronden worden verder ingedeeld in verschillende categorieën. Omdat silt voornamelijk door wind is afgezet, bevatten alle kleigronden in 70% van de gevallen een klein percentage siltdeeltjes. Soms kan er zelfs sprake zijn van siltige kleigronden. Om het eenvoudig te houden is het voldoende om te weten dat we spreken van kleigrond zodra het lutum- of kleigehalte hoger is dan 8%.
Samenstelling 5:
Samenstelling 6:

Ned. Bodemkaart 4: De gebieden waar hoofdzakelijk kleigrond voorkomt


Er is sprake van veengrond wanneer meer dan de helft van de bovenste 80 cm uit veenachtig materiaal bestaat. Zoals te zien is op bodemkaart nr. 5 heeft Nederland niet veel echte veengronden die aan de omschreven criteria voldoen. Daarnaast wordt ook gesproken van veen als het organisch stofgehalte meer dan 35% bedraagt waarbij de plantenresten niet meer herkenbaar zijn. Nederland heeft echter veel veengebieden die gecombineerd zijn met zand- of kleideeltjes of met zand- of kleilagen, aangeduid als venige-klei of venig-zand.
Wanneer is er dan sprake van het bodemtype Veengrond?

Ned. Bodemkaart 5

Ned. Bodemkaart 6

Ned. Bodemkaart 7
bodemkaart nr. 5 geeft aan waar nog sprake is van hoogveen.
bodemkaart nr. 6 geeft alle veengronden aan die voldoen aan de omschreven criteria. (> 35% org. stof) .
bodemkaart nr. 7 geeft alle veengebieden gecombineerd met zand of klei.
Er is sprake van veengrond wanneer meer dan de helft van de bovenste 80 cm uit veenachtig materiaal bestaat. Zoals te zien is op bodemkaart nr. 5 heeft Nederland niet veel echte veengronden die aan de omschreven criteria voldoen. Daarnaast wordt ook gesproken van veen als het organisch stofgehalte meer dan 35% bedraagt waarbij de plantenresten niet meer herkenbaar zijn. Nederland heeft echter veel veengebieden die gecombineerd zijn met zand- of kleideeltjes of met zand- of kleilagen, aangeduid als venige-klei of venig-zand.
Wanneer is er dan sprake van het bodemtype Veengrond?

Ned. Bodemkaart 5

Ned. Bodemkaart 6

Ned. Bodemkaart 7
bodemkaart nr. 5 geeft aan waar nog sprake is van hoogveen.
bodemkaart nr. 6 geeft alle veengronden aan die voldoen aan de omschreven criteria. (> 35% org. stof) .
bodemkaart nr. 7 geeft alle veengebieden gecombineerd met zand of klei.