Inhoud:
Hoe groter de boom hoe meer ondergrondse (groei)ruimte.
Het functiewaarden getal van een boom
Bomen van de 1ste, 2de, 3de en 4de grootte
Divers leeftijden van een boom
Groeiruimte en waterbufferingsmoglijkheden versus levensfases
Div. Boomgroottes, Omlooptijden, Leeftijden en levensfases
Er zijn 3 soorten omlooptijden. De natuurlijke omloop, de economische omloop en de omlooptijd per functiegebied. Het is algemeen bekend dat de levensduur van diverse boomsoorten sterk kan variëren. In 95% van de gevallen is de natuurlijke omloop of levensduur eenvoudig online te vinden. Een standaard vuistregel luidt: hoe hoger een boom kan groeien, des te langer is doorgaans zijn natuurlijke levensduur. Binnen de bomenwereld onderscheiden we 5 (soms 6) boomgroottes of categorieën, zoals geïllustreerd in afbeeldingen 3 tot en met 6. Deze illustraties worden vaak benoemd als Bomen van de 1ste, 2de, 3de en 4de grootte. Deze indeling biedt niet alleen inzicht in de omvang en potentiële hoogte van een boom, maar informeert ons ook over de economische en een natuurlijke levensduur, die doorgaans als 'omloop' wordt aangeduid. Daarnaast zijn er diverse soorten leeftijden, een werkelijke leeftijd, een theoretische leeftijd en een mentale leeftijd, die beter bekend staat als levensfase.
Op verschillende pagina's heeft u waarschijnlijk al kunnen lezen dat de levensduur van de terrasplant aanzienlijk verlengd kan worden wanneer deze wordt verpot in een pot die vier keer groter is. De volgende vraag is dan of het zinvol is om de terrasplant in een nog grotere pot te plaatsen. Het antwoord daarop is zowel ja als nee.
Hoe groter de boom hoe meer ondergrondse (groei)ruimte.


Afbeelding 1 en 2: De terrasplant verpotten naar een veel grotere pot biedt toekomstmogelijkheden. Voor bomen is exact dezelfde theorie van toepassing.
Ja, omdat de terrasplant dan meer zelfvoorzienend wordt; de voorwaarden met betrekking tot waterbuffering en capillaire werking worden zeker verbeterd. Echter, de levensverwachting van de plant zal niet substantieel toenemen, omdat deze terrasplant (een siergrassoort) zijn natuurlijke omvang min of meer al heeft bereikt. De plant zal zich iets beter ontwikkelen, maar hij zal zeker niet twee keer zo groot worden. Voor bomen van de 2de grootte (hoogte tussen de 6 en 12 meter) en 3de grootte (hoogte t/m 3 meter) is dezelfde theorie van toepassing. Deze bomen hebben van nature dan ook minder ondergrondse ruimte nodig dan bomen van de 1ste grootte (vanaf 12 meter en hoger).
Elk levend organisme heeft een specifieke gemiddelde levensverwachting. Simpele voorbeelden van organismen zijn honden, katten, paarden, evenals tulpen en schimmels. Elk soort kan worden onderverdeeld in diverse rassen (of vergelijkbare categorieën). Zo bestaan er veel verschillende hondenrassen, waarbij elk ras weer zijn eigen natuurlijke levensverwachting heeft. Over het algemeen hebben grote honden en rashonden een kortere levensduur dan kleine honden. Deze theorie geldt ook voor bomen. De lengte van hun natuurlijke levensduur is bepaald en gedocumenteerd in het Handboek Bomen en wordt weergegeven tussen haakjes in de afbeeldingen 3 tot en met 6.
Natuurlijke omlooptijden
Economische omlooptijden




Afbeelding 3 t/m 6: De bomenwereld is opgedeeld in 5 categorieën, die alle 5 een verschillende levensduur hebben.
Ongeveer 65 a 70% van de bomen behoort tot de categorie 'bomen van de 1ste grootte' met reguliere groei, waarbij ze gemakkelijk 200 jaar of meer kunnen worden zolang hun groeiplaats maar voldoet aan de voorwaarden van de 3 à 5 vuistregels. Bij nieuwe aanplant is het echter niet realistisch om groeiplaatsen voor 200 of 300 jaar aan te leggen. Daarom heeft het Handboek Bomen streefwaardes opgesteld. Deze nader te noemen economische omlooptijden zijn te zien in Afbeeldingen 3 t/m 6.
De hierboven genoemde economische omlooptijden zijn soms nog steeds aan de ruime kant en niet altijd realistisch in elke situatie. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om bij het aanplanten van een nieuwe boom in een stedelijk gebied een groeiplaats voor 100 jaar aan te leggen, wetende dat de infrastructuur van een gemiddelde woonwijk om de 40 à 50 jaar vernieuwd moet worden, bijvoorbeeld vanwege de noodzakelijke vervanging van kabels en leidingen. Bij dergelijke werkzaamheden sneuvelen vaak oudere bestaande bomen. Daarom kiezen steeds meer gemeenten ervoor om hun eigen omlooptijden voor nieuw aan te planten bomen vast te stellen, op basis van het betreffende functiegebied.
Omlooptijden per functiegebied

Deze grote gemeente in de provincie Brabant heeft het gebied ingedeeld in verschillende functiegebieden. Aan elk functiegebied is een ambitieniveau en een omloopcyclus gekoppeld, wat van invloed is op de grootte (afmetingen) van de boomgroeiplaats bij nieuwe aanplant. Echter voor een particuliere tuin is het ook praktisch om vooraf een omlooptijd vast te stellen.
Plattegrond functiegebieden.
Figuur 1:. Deze gemeente heeft het areaal ingedeeld in diverse functiegebieden. Dit is bepalend voor de afmetingen van de boomgroeiplaats bij nieuwe aanplant.
Het functiewaarden getal van een boom
Op de pagina "Hoe belangrijk zijn bomen nu eigenlijk?" is al uitgebreid uitgelegd dat bomen en groen onmisbaar zijn voor onze samenleving. Op diezelfde pagina is ook duidelijk geworden dat hoe groter en ouder de boom is, des te groter zijn maatschappelijke bijdrage. Vooral het verschil tussen de diverse boomgroottes (Bomen van de 1ste, 2de, 3de en 4de grootte) maar ook het verschil tussen een natuurlijke en een economische omloop kan een aanzienlijke invloed op het functiewaarden getal.
Elke groep bomen heeft een vastgestelde economische en natuurlijke levensduur. De duur van deze periodes is bepaald en gedocumenteerd in het Handboek Bomen. Het Handboek bomen fungeert als een leidende richtlijn voor vrijwel alle bomenrapporten en is erkend als een landelijke standaard voor het beheer en onderhoud van bomen.

Tabel 1: Diverse boomgroepen en omlooptijden met de bijbehorende functiewaarde getallen.
De bomenwereld is opgedeeld in diverse categorieën, waarbij een boom van de 1ste grootte hoger dan 12 à 15 meter. Bomen van de 2de grootte worden 6 tot 12 meter hoog en bomen van de 3de grootte blijven kleiner dan 6 meter. Daarnaast kun je een boom kunstmatig klein houden door hem vanaf het begin goed te snoeien.
Bomen van de 1ste, 2de, 3de en 4de grootte

Deze groep bomen heeft doorgaans de langste natuurlijke levensduur. Voorbeelden hiervan zijn: de meeste lindesoorten, diverse iepensoorten, vele beukensoorten en praktisch alle eikensoorten. Hun economische omlooptijd is ongeveer 100 jaar, maar met een effectief bomenbeheer kan hun omloop gemakkelijk worden verlengd met 50 tot 100 jaar. Sommige soorten (raadpleeg hiervoor gespecialiseerde bronnen) kunnen zelfs enkele honderden jaren oud worden en staan bekend als zeer duurzame bomen. Duurzaam investeren in deze bomengroep is doorgaans zeer efficiënt.
Bomen van de 1ste grootte - Reguliere groei

Afbeelding 3: De omlooptijd verruimen van bestaande bomen die vallen in de bomengroep van de 1ste grootte met een reguliere groei is vaak erg duurzaam.
Bomen van de 1ste grootte - Snelle groei - Pioniersboomsoorten
Bomen van de 1ste grootte die snel groeien, worden vaak aangeduid als pioniersboomsoorten. Deze bomen kiemen gemakkelijk en verschijnen spontaan, produceren snel en veel groenmassa, en leveren daardoor een aanzienlijke veel diverse functiewaarden. Echter, deze bomen hebben zacht hout en zijn mede daardoor gevoeliger voor ziektes en aantastingen, wat hun kortere levensduur verklaart. Hun economische omlooptijd is vastgesteld op 60 jaar. Voorbeelden hiervan zijn verschillende elsensoorten, de meeste wilgensoorten, en vrijwel alle populierensoorten.

Hoewel de omloop van deze bomen ook kan worden verlengd, is de efficiëntie lager dan bij de eerder genoemde bomengroep. Bovendien hebben we het vaak over bomen met een aanzienlijke omvang, waardoor de investeringskosten voor duurzaam bomenbehoud relatief hoog zijn, terwijl hun omloop soms maar beperkt verlengd kan worden. Daarom moet altijd eerst de vraag worden gesteld welke conditie heeft de boom en kosten moeten er worden gemaakt om de levensduur van de boom enigszins te verlengen. Veel conifeerachtige bomen (ongeveer 70-80%), waarvan niet alle snelgroeiend zijn, hebben een kortere levensduur (gemiddeld 60 jaar), die doorgaans niet significant verlengd kan worden. Ongeveer 20 tot 30% van de conifeerachtige bomen behoort tot de categorie 'bomen van de eerste grootte met normale groei', en een beperkt aantal valt onder de categorie 'bomen van de 2de grootte'.
Afbeelding 4: Bomen van de 1ste grootte met snelle groei (pioniersoorten) produceren een aanzienlijke hoeveelheid biomassa maar hebben een relatief korte levensduur

Voorbeelden hiervan zijn een groot aantal lijsterbessoorten, de meeste meidoornsoorten, diverse hazelaarsoorten en bijvoorbeeld een moerbeiboom. Deze bomen zijn grotendeels gecultiveerd, waardoor ze doorgaans minder sterk zijn. Dit verklaart hun kortere economische omloop van ongeveer 60 jaar. Echter, met een duurzaam bomenbeheer kan hun levensduur aanzienlijk worden verlengd tot soms wel 100 à 150 jaar.
Bomen van de 2de grootte

Afbeelding 4: De levensduur extra verruimen van bestaande bomen die vallen in de bomengroep van de 2de grootte is doorgaans duurzaam.
Bomen van de 3de grootte

Voorbeelden hiervan zijn diverse sierkersen, sierappels, en bijv. een Goudenregen. Deze groep wordt gemiddeld 40 jaar. Hun levensduur is zeker wel te verlengen maar doorgaans niet heel royaal. Daarnaast willen we opmerken dat deze bomengroep nogal wat soorten bezit die gevoelig zijn voor ziektes (waar de boom dan vroegtijdig aan bezwijkt).
Het is belangrijk om eerst te overwegen of duurzaam behoud van deze bomen zinvol is. Een boom draagt pas bij aan de maatschappij wanneer deze ouder is. De groenmassa boven de grond is hierbij het meest bepalend. Deze bomengroep zal echter nooit, zelfs niet op oudere leeftijd, veel groenmassa leveren in vergelijking met andere bomengroepen. De investeringskosten zijn doorgaans wel lager ten opzichte van boombehoud bij andere boomgroepen.

Afbeelding 6: De levensduur verlengen van bomen die vallen in de bomengroep van de 3de grootte is niet altijd verstandig.
Bomen van de 4de grootte en overige

De levensduur van deze bomengroep varieert sterk en is afhankelijk van het specifieke boomsoort. Bomen die zijn geënt op een stam (zoals de Bolacacia of de Boltrompetboom) hebben doorgaans een beperkte levensduur van 20 à 30 jaar. Daarentegen kunnen lei-lindes zeer oud worden. De linde valt van nature binnen de categorie van bomen van de 1ste grootte, maar heeft als lei-vorm aanzienlijk minder ondergrondse ruimte nodig. In dergelijke gevallen blijft de 50:50-regel altijd van toepassing.
Afbeelding 6: De levensduur verlengen van deze bomengroep is echt afhankelijk van het boomsoort
Struiken en heesters
Zeker binnen stedelijke gebieden is al het groen van groot belang. Ook struiken en heesters dragen bij aan diverse functiewaarden, maar hun bijdrage is niet gelijkwaardig aan die van bomen. Vooral grote bomen bieden aanzienlijke hogere functiewaarden getallen, zoals weergegeven bij de verschillende afbeeldingen.

Afbeelding 7: Struiken en heesters zijn waardevolle groene elementen, maar zij hebben een lagere functiewaarde dan bomen
Er zijn drie soorten leeftijden: een werkelijke leeftijd, een theoretische leeftijd en een mentale leeftijd, die vaak als levensfase wordt aangeduid. De werkelijke en theoretische leeftijd zijn belangrijk, omdat het nuttig is om te weten hoe oud een boom ongeveer is. Wij hechten echter vooral waarde aan de mentale leeftijd, omdat deze iets zegt over de huidige kwaliteit van de boom en de ondergrondse groeimogelijkheden. Deze verschillende 3 soorten leeftijdscategorieën kunnen echt aanzienlijk van elkaar verschillen.
Diverse soorten Leeftijden
De Werkelijk leeftijd
De werkelijke leeftijd van een boom kan vaak eenvoudig worden vastgesteld door het jaar van aanplant te vergelijken met het huidige jaartal.
De Theoretische leeftijd
Echter, de datum van de aanplant is lang niet altijd beschikbaar. Mede daarom wordt er ook weleens gebruik gemaakt van een theoretische leeftijd. Hierbij wordt de stamdoorsnede op een hoogte van 130 cm boven het maaiveld gemeten, waarbij iedere centimeter overeenkomt met een bepaald tijdsbestek. We geven een voorbeeld: een boom van de 2de grootte heeft een stamdoorsnede van 22 cm. Deze 22 cm moet dan worden vermenigvuldigd met 1,25 jaar. De theoretische leeftijd zou dan afgerond 27 jaar zijn. Deze theoretische leeftijd dient wel als indicatie en kan aanzienlijk verschillen van de werkelijke leeftijd. Wanneer een boom slecht of minder snel groeit, wordt deze automatisch als jonger geclassificeerd, wat soms een heel verkeerd beeld kan geven.
Tabel 2:Een indicatie tabel t.b.v. de leeftijdsberekening van diverse boomgroepen.
Diverse levensfases (De mentale leeftijd)
Bij ons mensen zit er een verschil tussen een werkelijke en een mentale leeftijd. Ditzelfde geldt voor bomen en planten. Om dit uit te leggen, gebruiken we weer het voorbeeld van de terrasplant. Als u situatie 1 met de verwijderde pot bekijkt, dan ziet u een enorme witte wortelmassa die zich niet verder kan ontwikkelen. Deze terrasplant zal dan ook geen jaar meer meegaan op uw terras. Hij zal beetje bij beetje wegkwijnen.
Afbeelding 8: Aan de hand van een terrasplant worden er diverse situaties weergeven die ook van toepassing zijn op een boom

Situatie 1

Situatie 2

Situatie 3

Situatie 4
Als we de terrasplant 1 en 2 zouden vergelijken met de bomentabel volgens Figuur 1, dan zal deze ingeschaald worden volgens levensfase 7 of 8. Hij zal uiteindelijk gaan omschakelen naar fase 9 en 10, waar hij sterft. Zijn toekomst wordt verruimd zodra u de terrasplant verpot naar een veel grotere pot, volgens Situatie 3. De groei en waterbufferingsmoglijkheden worden zo in ruime mate verruimd, waardoor de terrasplant nu ingeschaald kan worden bij levensfase 5 en 6.

Figuur 1: diverse levensfases van een boom, van jong t/m aftakeling
Je kan vrijwel nooit zeggen: “die boom wordt zo hoog” (zoals vaak wel beweerd wordt op internet). De omstandigheden waarbinnen een boom zich bevindt zijn immers heel invloedrijk op de ontwikkeling, waarbij de ondergrondse groeiruimte, de waterbufferingsmoglijkheden en de capillaire werking een hele belangrijke rol spelen. Een mooi voorbeeld zijn de ‘verschillende grondwaterprofielen’ , waarbij de ondergrondse groeiruimte per profiel in het lichtbruin wordt weergegeven.
Groeiruimte en waterbufferings- mogelijkheden versus levensfases
Figuur 3: Weergave van 5 soorten grondwaterprofielen, die allemaal een andere uitwerking hebben op de ontwikkeling van een boom.

Een te hoge grondwaterstand

Grondwaterprofiel

Contactwaterprofiel

Hangwaterprofiel

Een diepliggend schijnwaterprofiel 1

Een hoogliggend
schijnwaterprofiel 2
Stel dat we 40 jaar geleden bij alle 6 de verschillende waterprofielen exact dezelfde boommaat hadden aangeplant, ervan uitgaande dat de overige criteria zoals infiltratiemogelijkheden en bodemsamenstelling 100% vergelijkbaar zijn. Dan zouden volgens Figuur 3 ongeveer deze verschillende boomgroottes zijn ontstaan. Ook de levensfase van elke boom zou verschillend zijn. De boom die is afgebeeld bij “een te hoge grondwaterstand” bevindt zich in levensfase nummer 8. Hoewel de boom met het grondwaterprofiel vier keer zo groot is qua kroonomvang, bevindt deze boom zich slechts in levensfase nummer 5 of 6. De boom met het hangwaterprofiel blijft achter in groei, hij kan namelijk het grondwater niet bereiken. Maar dit betekent niet automatisch dat hij in een slechte levensfase verkeert. De grondkwaliteit en de waterhuishoudmogelijkheden zal doorslaggevend zijn, er is immers genoeg ondergrondse groeiruimte.

Figuur 3: Een weergave van 4 verschillende grondsoorten die allemaal een andere uitwerking hebben op de ontwikkeling van een boom.
De invloed van de grondkwaliteit en grondsamenstelling kunnen we op eenzelfde manier weergeven. Als we 40 jaar geleden overal, bij alle 4 de diverse grondsamenstellingen, exact dezelfde boom aangeplant zouden hebben en we er wederom vanuit gaan dat de andere voorwaardes, zoals het grondwaterprofiel, 100% vergelijkbaar zijn, dan zullen er verschillende boomgroottes ontstaan. Het ene bodemtype biedt immers gewoon betere voorwaardes dan de andere bodemtype. Lees hierover meer op de informatiepagina 'bodemtypes versus bomen'.